IR(PI)8M - Installatie-instructies (NEDERLANDS)
Passieve Draadloze Infrarooddetector
Inleiding
De IR(PI)8M sensor gebruikt passieve infrarood technologie en maakt deel
uit van de draadloze randapparatuur die gebruikt wordt bij Domonial
panelen. Hij kan ook gebruikt worden met de draadloze modules op Galaxy
Dimension, G2 (C077/79) en Vista (5882EUHS) panelen.
Sabotagebeveiliging
De IR(PI)8M is voorzien van deksel- en muur sabotage beveiliging. Deze
beveiligingen gaan open als het deksel wordt geopend of als de sensor van
de muur wordt getrokken, waardoor een sabotagesignaal naar het
bedieningspaneel wordt gezonden.
Montagelocatie (afb. 1)
Zorg ervoor dat de detectiezone tussen de sensor en het te beschermen
gebied vrij is.
Vermijd direct of weerkaatst zonlicht.
Zorg ervoor dat de meest waarschijnlijke inbraakroutes binnen de
detectiezones van de sensor vallen, en dat langs deze routes een
looptest is uitgevoerd. Het detectiebereik van de sensor varieert naar
gelang de kleding, de achtergrond en de omgevingstemperatuur.
Om de installatie huisdierongevoelig te maken (alleen voor IRPI8M),
monteert u de sensor op een plaats waar op een afstand van 1,80 meter
geen huisdieren kunnen komen, zelfs als zij op meubels, dozen of
andere voorwerpen klimmen.
Opmerking: Door veranderingen in de omgeving en de hoeveelheid warmte
die door een dier wordt afgegeven kan het ongevoeligheidniveau voor
huisdieren van de sensor worden beïnvloed. Test elke installatie om het
juiste niveau van huisdierongevoeligheid te bepalen.
Montage
Snelle installatie (met muursteun)
WAARSCHUWING: Voor conformiteit met EN50131-2-2 en NF&A2P
moet de detector zonder muursteun worden geïnstalleerd.
Gebruik deze methode om uw apparaat met een minimum aantal stappen
te monteren, en zonder het product open te hoeven maken.
1. Bevestig de muursteun aan de wand, hetzij vlak hetzij in een hoek,
met gebruikmaking van de juiste serie bevestigingsgaten (afb. 2).
2. Druk de bovenkant van de sensor stevig op de muursteun om het zegel
te verbreken (afb. 2), en schuif de sensor naar beneden totdat hij op de
juiste plaats zit.
EN50131/NF&A2P conformiteit
BELANGRIJK: Volg voor conformiteit met EN50131-2-2 en NF&A2P de
volgende regels op: (i) Monteer de camera op een hoogte van 2,30 m, (ii)
stel de gevoeligheid in op hoog, (iii) beveilig de voorkant met een schroef
(bijgeleverd), (iv) gebruik de hoekmontageset (voor montage in de hoek) of
een sabotageschroef (voor vlakke montage) om de
muursabotageschakelaar te sluiten, (v) gebruik geen muursteun of
draaibare steun.
1. Gebruik een van de volgende methoden:
Bevestig de hoekmontageset met twee schroeven aan de wand (afb. 3).
Schroef een sabotageschroef in de wand zodat deze ongeveer 6 mm
(0.25") boven het montageoppervlak uitsteekt (afb. 4).
2. Maak de sensor open (afb. 5) en verwijder de printplaat van de basis
van de sensor (afb. 6).
3. Schroef de basis van de sensor (afb. 7) aan de wand over de sabotage-
schroef, met gebruikmaking van de gaten met het merkteken (A), of
schroef deze over de hoeksteun montageset met behulp van de gaten (B).
4. Breng de printplaat weer aan en zorg ervoor dat de sabotageschroef of
de hoeksteun montageset de sabotageschakelaar indrukt. Breng het
deksel nog niet aan.
Bediening van de LED
De LED is standaard ingeschakeld maar kan uitgeschakeld worden door de
sabotageschakelaar gesloten te houden terwijl u de batterij plaatst. Zelfs
wanneer de LED uitgeschakeld is, blijft hij toch tijdens de looptest actief.
Conditie
Alarm LED Actief
Long aan (Alpha mode)
Inschakelen
Langzaam knipperen (V2GY mode)
Opwarmen (3 minuten)
Knippert Langzaam
Storing
Knippert Snel
Alarm
3 sec. aan
Alarm LED niet
Actief
Langzaam knipperen
Uit
Uit
- 6 -
Opmerking: Indien geregistreerd op G2 of Vista, knippert de LED bij alarm
tweemaal.
Configuratie van de apparatuur
Het radioprotocol en de detectiegevoeligheid van de sensor kunnen met
een DIP-schakelaar geconfigureerd worden (afb. 8). De DIP-schakelaar
bevindt zich binnen het apparaat op de printplaat. Zie afb. 5 voor het
openen van de behuizing.
Protocol
selectie
Laagste gevoeligheid
V2GY
(IRPI8M:dier-
vriendelijk tot 36 kg)
Gemiddelde
Alfa
gevoeligheid
Opmerking: Voor een huisdierongevoelige installatie op de lage of laagste
stand instellen.
Inschakelen
Opmerking: Zorg ervoor dat het apparaat geconfigureerd is voordat u het
inschakelt.
Om het apparaat in te schakelen duwt u de plastic tab omlaag, zoals in afb.
9 aangegeven.
Registreren van de sensor
Registratie is het proces waarbij de detector wordt 'geassocieerd' met –
gekoppeld aan – het bedieningspaneel. Voor Domonial moet u beschikken
over een PDA, computer of Blackberry en de programmeersoftware, of u
kunt het TCU-bediendeel gebruiken. De volledige procedure is beschreven
in de handleiding van deze tools.
Opmerking: Registreer een sensor altijd in zijn eindstand en zorg ervoor
dat het minimale signaalniveau 2/10 is.
1. Selecteer de programmeertool in het bedieningspaneel en ga naar de
programmeermodus.
2. Selecteer Add New Device (nieuw apparaat toevoegen).
3. Activeer de sabotageschakelaar van de sensor of, indien u de snelle
installatiemethode gebruikte, neem de eenheid van de wand en breng
hem weer aan. Na een paar seconden verschijnt een bevestigend
bericht dat aangeeft dat de sensor op het bedieningspaneel is
geregistreerd, samen met het niveau van het radiosignaal en het
serienummer van het toestel.
4. Selecteer de functiemodus en het label, enz.
5. Vervang de voorkant en bevestig deze met de bijgeleverde schroef.
Looptest-modus
Na het inschakelen en opwarmen (dat 2min 50s kan duren) en zodra de
behuizing van de melder gesloten is, gaat de sensor automatisch ongeveer
10 minuten lang over naar looptest-modus. Tijdens de looptest blijft de LED
actief en leidt elke detectie tot verzending van een alarmsignaal. Voor een
nieuwe periode van 10 minuten hoeft alleen de sabotagebeveiliging in
werking gesteld te worden door het deksel te openen en weer te sluiten.
Vervanging van de batterij
De sensor signaleert een zwakke batterij op het bedieningspaneel, en
plaatselijk via de LED (langzaam knipperen). Als de batterij op is kan de
sensor nog een week functioneren. De batterijen moeten zo spoedig
mogelijk vervangen worden.
VERWIJDEREN VAN DE BATTERIJ EN
VEILIGHEIDSWAARSCHUWING
Gevaar voor vuur, explosie en brandwonden. De batterij niet opladen,
demonteren, boven 100°C verwarmen of verbranden. Hoewel de batterij
normaal op een veilige manier met de hand verwijderd kan worden, moet u
er toch op letten dat de polen niet kortgesloten worden en beschadiging
van de batterij tijdens het verwijderen voorkomen. Neem bij de
afvalverwerking plaatselijke en landelijke voorschriften in acht. Gebruik in
het geval dat de batterij beschadigd is persoonlijke beschermingsmiddelen
bij het verwijderen van de batterij en zorg ervoor dat deze op een veilige
manier wordt verwerkt (zie voor dergelijke situaties de specificaties van de
fabrikant).
Instellen van de gevoeligheid
Lage gevoeligheid
(IRPI8M:dier-
Vriendelijk tot 18 kg)
Hoge gevoeligheid
VERWERKING VAN DE