RL 3.book Seite 54 Mittwoch, 19. November 2008 9:14 09
Functies
Functies gebruiken
Rotatiefunctie
De rotatiefunctie vereist meestal het ge-
bruik van een ontvanger (toebehoren).
U kunt kiezen uit drie rotatiesnelheden.
Druk op de toerentalkeuzetoets 4 om de rotatiefunc-
tie te starten. Het apparaat start met de kleinste ro-
tatiesnelheid. Als u toets 4 opnieuw indrukt, wordt
de snelheid trapsgewijs verhoogd (50, 200, 600 en
0 min
-1
).
Tijdens werkzaamheden met de ontvanger wordt de
hoogste rotatiesnelheid geadviseerd.
Verminder bij werkzaamheden zonder ontvanger de
rotatiesnelheid of gebruik een laserbril om de laser-
straal beter te zien.
Puntfunctie
In deze modus is de laserstraal het beste
zichtbaar en deze gebruikt voor het
overbrengen van hoogten of het contro-
leren van rooilijnen.
Stel de rotatiesnelheid op 0 min
puntmodus te gaan.
Langer indrukken van de pijltoetsen omhoog 8 en
omlaag 7 op het apparaat rechts 20 of links 21 van
de afstandsbediening laat de laserstraal oscilleren,
dat wil zeggen de laser werkt met een openingshoek
van ca. 3°.
Druk op de genoemde toetsen om de laserstraal in
de cirkel te positioneren.
Als u de toets vasthoudt, beweegt de straal aanvan-
kelijk langzaam en na 4 seconden snel.
Scanmodus
In deze modus beweegt de laserstraal in
een cirkelsector heen en weer. De zicht-
baarheid van de laserstraal wordt ten
opzichte van de rotatiefunctie verbeterd.
U kunt kiezen uit vijf hoeken.
Druk op de scantoets 11 om de scanmodus te star-
ten.
Het apparaat start met een openingshoek van 8° bij
een hoge trillingsfrequentie. Als u de toets 11 op-
nieuw indrukt, wordt de openingshoek groter via
45° en 90° tot 180° bij dalende trillingsfrequentie.
De laserlijn kan met de pijltoetsen omhoog 8 en om-
laag 7 op het apparaat rechts 20 en links 21 van de
afstandsbediening in de cirkel verschoven worden.
54
Druk de afstandbedieningspijltoetsen omhoog 8 en
omlaag 7 in en houd deze in de horizontale positie
om het scanzonebereik traploos te vergroten of te
verkleinen.
De batterijoplaadindicatie 5 knippert elke 4 seconden.
Druk op de toets handmatig 9 en houd deze drie se-
conden ingedrukt om de standbymodus te deactive-
ren en de laser weer volledig gereed voor gebruik te
maken.
Het gereedschap herkent na het inschakelen de ho-
rizontale resp. verticale stand zelfstandig. Als u de
positie wilt veranderen, schakelt u het apparaat uit,
positioneert u het opnieuw en schakelt u het weer in.
Na het inschakelen controleer het apparaat de hori-
zontale of verticale positie en compenseert het onef-
-1
in om naar de
fenheden binnen het zelfwaterpasbereik van ca. 8 %
(±0,8 m/10 m) automatisch.
Als het apparaat meer dan 8% scheef staat, is wa-
terpassen niet meer mogelijk. De rotor wordt ge-
stopt, de laserstraal knippert en de indicaties 3
en 10 knipperen eenmaal per seconde.
Als de laser zich langer dan 10 minuten buiten het
waterpasbereik bevindt, wordt het apparaat volle-
dig uitgeschakeld.
Kleine positieveranderingen
Kleine positieveranderingen van max. 3 mm wor-
den automatisch gecompenseerd. De gekozen mo-
dus wordt niet onderbroken. Trillingen van de bouw-
grond en windinvloeden worden daardoor automa-
tisch gecompenseerd.
Grote positieveranderingen (hoogtealarm)
Het automatisch waterpassen activeert het hoog-
tealarm:
– als de laser langer dan 5 minuten in horizontaal
bedrijf met een toerental van 600 min
de positie verstoord wordt.
– als na een schok de laser probeert om opnieuw te
waterpassen en de hoogte meer dan 3 mm ver-
anderd is (trapbeveiliging).
Standbymodus
Druk op de toets handmatig 9 en houd
deze drie seconden ingedrukt om de
standbymodus te activeren (energiebe-
sparingsfunctie).
In de standbymodus zijn laserstraal, rotor,
zelfwaterpassysteem en LED's uitgeschakeld.
Het hoogtealarm blijft geactiveerd.
Automatisch waterpassen
-1
werkt en