Gebruiksadviezen
Posoties van de bedieningshendel
Stop
Hoog vuur
Laag vuur
Te controleren punten bij verstoorde
werking :
Heen gasaanvoer : controleer of de
gastoevoer open staat (fles )
Controleer de inhoud van de fles
Controleer of de reduceerklep juist is
afgesteld (zie de handleiding van de
producent van de reduceerklep).
De brander gaat niet aan :
1. De piezo ontsteker is kapot of
de kabel niet aangesloten.
2. Brander vuil of injector
verstopt.
3. Geen gas of onvoldoende
druk.
De brander brandt niet:
1. Piëzo-ontstekingsknop defect
of de kabel is losgekoppeld.
2. Vuile brander of injector
verstopt.
3. Gebrek aan gas of
onvoldoende druk.
Brander blijft niet aan:
1.Thermokoppel is mislukt of
verkeerd geplaatst.
2. Ongelegen ersomstandigheden
NL
19