3.2.2
Aansluiting 230 V AC
B Gebruik alleen elektrische kabels van dezelfde
kwaliteit.
B Sluit op de uitgangen geen extra besturingen
aan die overige installatiedelen besturen.
De maximale vermogensopname
van de installatiedelen mag niet
groter zijn dan de aangegeven ver-
mogensopname (
op pagina 35).
Bij aansluiting van meer dan één verbruiker (ver-
warmingstoestel, enz.):
B Wanneer de maximale stroomopname groter
is dan de waarde van de in de schakeling
opgenomen scheidingsvoorziening met een
contactafstand van minstens 3 mm bijvoor-
beeld zekering, aardlekschakelaar, moeten de
gebruikers apart van zekeringen worden voor-
zien.
6 720 616 082 (2008/03)
hoofdstuk 2.2
3.2.3
Aansluitschema's met installatievoor-
beelden
Als de aansluiting voor de circula-
tiepomp in het verwarmingstoestel
ontbreekt:
B Sluit de circulatiepomp aan zo-
als in afbeelding 9 op pagina 83
getoond.
IPM 1 met boiler na de hydraulische poort en
circulatiepomp:
Afbeelding 9 op pagina 83
IPM 1 met verwarmingscircuit ongemengd en
circulatiepomp:
Afbeelding 10 op pagina 84
IPM 1 met verwarmingscircuit gemengd:
Afbeelding 11 op pagina 85
IPM 2 met boiler na de hydraulische poort, ver-
warmingscircuit ongemengd en circulatiepomp:
Afbeelding 20 op pagina 87
IPM 2 met boiler na de hydraulische poort, ver-
warmingscircuit gemengd en circulatiepomp:
Afbeelding 21 op pagina 88
IPM 2 met verwarmingscircuit ongemengd, ver-
warmingscircuit gemengd en circulatiepomp:
Afbeelding 22 op pagina 89
IPM 2 met twee verwarmingscircuits gemengd:
Afbeelding 23 op pagina 90
Installatie
37