. Elektrische aansluitingen
M1 M2
M1 M2
S
TB3
TB5
M1 M2
TB3
TB5
Afb. -3
Fig. 4-3
Afb. -
1
2
M1 M2
S
1
2
TB15 TB5
TB15
M1 M2
S
M1 M2
S
TB5
.3. ypes regelkabels
1. Bedrading van transmissiekabels
Types transmissiekabel
Gepantserde CVVS of CPEVS kabel
Kabeldiameter
Minimaal 1,25 mm²
Lengte
Maximaal 200 m
2.
- E -afstandsbedieningskabels
Kabeltypes
Gepantserde MVVS kabel
Kabeldiameter
Meer dan 0,5 tot 1,25 mm²
Voeg een gedeelte van meer dan 10 m bij tot binnen de
Lengte
langst toegestane transmissiekabellengte van 200 m.
3.
A-afstandsbedieningskabels
Kabeltypes
2-Aderige mantelkabel (niet afgeschermd)
Kabeldiameter
Meer dan 0,3 tot 1,25 mm²
Lengte
Maximaal 200 m
. .
e afstandsbediening en de transmissiekabels voor
het binnen- en buitenapparaat aansluiten (Afb. -3)
aderige kabel)
De "S" op binnenapparaat TB5 is een gepantserde kabelaansluiting. Zie voor spe-
de afstandsbediening zitten.
gebruik van een kabel van 0,75 mm² ader. Als de afstand meer dan 10 meter is,
gebruik dan een 1,25 mm² aansluitkabel.
1 MA-afstandbediening
(Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
2 M-NET-afstandbediening
ning. (Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
A Klemmenblok voor transmissiekabel binnenapparaat
B Klemmenblok voor transmissiekabel buitenapparaat
C Afstandsbediening
.5.
e aansluitadressen instellen (Afb. - )
(Zorg ervoor dat er geen stroom op het apparaat staat als u de adressen instelt.)
Er zijn twee types draaibare schakelinstellingen beschikbaar: voor het instellen van
1 Hoe u de aansluitadressen instelt
Voorbeeld: Als het adres "3" is, laat SW12 (voor groter dan 10) dan op "0" staan
2 Hoe u de nummers van de aftakkingen instelt bij SW14 (alleen voor de R2-lijn)
Het aftakkingsnummer dat aan elk binnenapparaat is toegewezen, is het poort-
nummer van de BC-bedieningseenheid waarop het binnenapparaat is aangesloten.
Laat de waarde op "0" voor apparaten die niet tot de R2-lijn behoren.
laars kunnen worden gebruikt om de adressen van de apparaten en de nummers
van de aftakkingen naar keuze in te stellen.
De vaststelling van de aansluitadressen van het binnenapparaat varieert met het sy-
steem dat u gebruikt. Stel ze in overeenstemming met de technische gegevens in.
Opmerking:
Stel de schakelaar SW5 in op het juiste voltage van de netvoeding.
Wanneer de netspanning 230 of 2 0 V bedraagt zet u SW5 op de stand 2 0 V.
Wanneer de netspanning 220 V bedraagt zet u SW5 op de stand 220 V.
A Adresbord
.6.
e kamertemperatuur oppikken met de ingebouw-
de sensor in een afstandsbediening (Afb. - )
Als u de kamertemperatuur wilt oppikken met de ingebouwde sensor in een af-
standsbediening, zet dan SW1-1 op het controlebord op "ON" (AAN). U kunt, indien
nodig, de instelling van SW1-7 en SW1-8 ook gebruiken om de luchtstroom aan te
passen als de thermometer van de verwarming op OFF (UIT) staat.
-
-
-
31