Modus
1. Plaats de camera-unit rechtop om defecten en ongebruikelijk geluid te voorkomen. Houd afstanden tussen andere objecten zoals
weergegeven in afbeelding 1. Sluit het apparaat aan.
2. De hoofdschakelaar (A) op het bedieningspaneel (1) moet worden ingedrukt om het apparaat in te schakelen. Het digitale display (L)
geeft de huidige luchtvochtigheid in de kamer weer.
3. U moet nogmaals op de modusknop (B) drukken om de gewenste modus te selecteren tussen:
B1. Normale ontvochtigingsfunctie
Als u deze functie selecteert, gaat indicator B1 branden.
B 2. Continue ontvochtigingsfunctie
Als u deze modus selecteert, licht indicator B2 op.
B3. Krachtige ontvochtigingsfunctie
Als u deze functie selecteert, gaat indicator B3 branden.
B4. Wasdroogfunctie
Als u deze functie selecteert, licht B4 op.
4. De vochtigheidsregelknop (H) moet opnieuw worden ingedrukt om de gewenste ruimteluchtvochtigheid in te stellen tussen 30-80% met
een aanpassingsfactor van 5%. De luchtvochtigheidsinstelling is alleen geldig bij de standaard ontvochtigingsfunctie (B1). Nadat de
gewenste ruimteluchtvochtigheid is ingesteld, knippert het digitale display (L) om deze te onthouden en begint het apparaat te werken. De
huidige ruimteluchtvochtigheid wordt dan weergegeven op het digitale display (L). De gewenste ruimteluchtvochtigheid moet lager worden
ingesteld dan de actuele ruimteluchtvochtigheid, anders begint het toestel niet met ontvochtigen. Wanneer het relevante
5. Timerknop (C) heeft twee functies:
DELAY START-functie
De timer kan worden ingesteld als het apparaat is uitgeschakeld. Druk op de timerknop (C): "Hr" -indicator (C1) bij het LED-display licht op
en "00" verschijnt op het digitale display (L); binnen 5 seconden moet u op de timerknop (C) drukken om de gewenste tijd te selecteren
waarop het apparaat moet inschakelen. Nadat de timer is ingesteld, wordt de tijd gedurende 5 seconden weergegeven, de indicator "Hr"
(C1) brandt. Het apparaat wordt automatisch ingeschakeld nadat de insteltijd is verstreken.
De Timer OFF-functie instellen - DELAY STOP
De timer uit functie kan worden ingesteld als het apparaat in de inschakelstatus staat. Druk op de timerknop (C): de indicatie "Hr" (C1) bij
het LED-display licht op en "00" verschijnt op het digitale display (L); binnen 5 seconden moet u op de timerknop (C) drukken om de
gewenste tijd te selecteren waarop het apparaat moet uitschakelen. Nadat de timer is ingesteld, wordt de tijd gedurende 5 seconden
weergegeven en gaat de "Hr" -indicator (C1) branden. Het apparaat wordt automatisch uitgeschakeld nadat de insteltijd is verstreken.
Het timerbereik is van 1 tot 24 uur met een interval van 1 uur.
6. De extra ventilatormodusknop (D) moet worden ingedrukt voor actieve of reactieve luchtcirculatie naast de ventilatorwerking. Als deze
ventilatormodus is ingeschakeld voor extra luchtcirculatie, is de ontvochtigingsmodus uitgeschakeld.
7. De kinderslotknop (E) moet gedurende 3 seconden worden ingedrukt om het geluid te horen dat bevestigt, voer de knoppen in om de
status te vergrendelen. Op dit moment is het indrukken van een willekeurige knop ongeldig. De knop voor het kinderslot brandt op dit
moment ook. Om de knopvergrendeling uit te schakelen, drukt u nogmaals op de kinderslotknop (E) en houdt u deze 3 seconden ingedrukt
om het geluid te horen dat bevestigt dat de vergrendelingsstatus van de knoppen wordt opgeheven.
8. Knop ventilatorsnelheid (F) kan worden bediend wanneer het apparaat is omgeschakeld naar de ventilatormodus (D) of de normale
ontvochtigingsmodus (B1). Druk op de ventilatorsnelheidknop (F) om te kiezen tussen lage snelheid of hoge snelheid. De geschikte
indicator licht op (F1 of F2).
9. Slaapmodusknop (G) moet worden ingedrukt om alle andere indicatielampjes uit te schakelen, behalve de slaapmodus. Druk op een
willekeurige knop om eerder ingestelde functies op het bedieningspaneel te zien. Na 5 seconden wordt de slaapmodus voortgezet. Om de
slaapmodus te annuleren, drukt u nogmaals op de slaapmodusknop (G).
10. Druk nogmaals op de aan / uit-schakelaar (A) om het apparaat uit te schakelen, de unitmachine stopt met werken.
Watertank service
1. Als de watertank (3) vol is of de watertank (3) is niet op de juiste plaats geïnstalleerd dan gaat de vol watertank indicatie (K) branden op
het bedieningspaneel (1). Het apparaat zal herhaaldelijk alarmgeluiden geven, het vochtigheidsindicatielampje (10) begint rood te
knipperen.
2. Als het indicatielampje voor vol waterreservoir (K) knippert, stopt de compressor die in de machine is geïnstalleerd, zodat het geen water
condenseert totdat het waterreservoir leeg is of in de juiste positie staat, maar de ventilator blijft draaien.
3. Om het waterreservoir (3) te verwijderen, houdt u de zijkanten van het waterreservoir vast en trekt u het eruit. Haal de vlotter (6) niet uit
de watertank (3). Kijk naar afbeelding 3.
4. Om het waterreservoir (3) te legen, kantelt u het zoals weergegeven op afbeelding 5 en laat u het water langzaam weglopen. Installeer
vervolgens de watertank (3) weer in de luchtontvochtiger.
Continue afvoerfunctie
1. Als u de lucht langdurig moet ontvochtigen, kunt u gebruik maken van de continue afvoerfunctie.
2. Trek aan de rubberen plug (11), en plaats vervolgens de bijgevoegde continue afvoerslang (7) zoals op afbeelding 2.
3. Na beëindiging van het continu aftappen de rubberen plug (11) terugplaatsen en het apparaat uitschakelen.
Doorlopende afvoerslang: lengte: 30 cm, binnendiameter: 17 mm, buitendiameter: 19 mm.
86