GEBRUIKSAANWIJZING
Handleiding voor de installatie en het gebruik van het controle-instru-
ment Beta 588
INSTALLATIE
1. Zoek een geschikt oppervlak en een geschikte plaats voor de installatie van het instrument.
2. Geef met behulp van de in deze handleiding bijgeleverde mal de plaats van de 2 bevestigingsgaten aan.
3. Boor (en breng eventueel schroefdraad aan in) de 2 bevestigingsgaten en zorg ervoor dat ze geschikt zijn voor bevestigingsmid-
delen van 6 mm (M6; minimumhelling 8,8; het wordt aangeraden het type met cilindrische kop of een gelijkwaardige uitvoering
te gebruiken).
4. Bevestig het instrument met behulp van de bevestigingsmiddelen op zijn plaats met een moment van 7,3 -8,4 Nm (5,4-6,2 ft.lb).
5. Sluit het (bijgeleverde) stroomvoorzieningstoestel op het instrument aan. Alle delen van het display lichten op en de buzzer geeft
een kort geluid af. Nu is het instrument klaar voor gebruik.
WAARSCHUWINGEN
• CONTROLEER OF HET BEVESTIGINGSOPPERVLAK IN STAAT IS HET INSTRUMENT TE
STEUNEN ALS HET NOMINALE MOMENT WORDT TOEGEPAST.
• GEBRUIK UITSLUITEND HET BIJGELEVERDE STROOMVOORZIENINGSTOESTEL.
• PAS GEEN GROTER MOMENT TOE DAN HET NOMINALE.
WERKING
MODE knop
1. Druk kort op de MODE knop om de lopende werkmodus weer te geven.
2. Druk op de MODE knop en houd deze ingedrukt om van werkmodus te veranderen. Laat de knop bij de gewenste
modus los, om de keuze ervan te bevestigen.
3. Werkwijzen.
• Track Mode (het opschrift 'trAC' wordt weergegeven).
Het display leest het toegepaste moment.
• Click Mode (het opschrift 'CLIC' wordt weergegeven).
Het display geeft de eerste piekwaarde van het toegepaste moment weer. De gegevens van het maximum moment
worden automatisch serieel verzonden. Het display wordt na 3 seconden automatisch op nul gezet.
Voor een gebruik met momentsleutels met klikmechanisme.
• Dial Mode (het opschrift 'dIAL' wordt weergegeven).
Het display geeft de piekwaarde van het toegepaste moment weer. Druk op RESET om het display op nul te zetten.
Voor een gebruik met analoge en elektronische momentsleutels.
UNIT knop
Druk op UNIT om de meeteenheid te wijzigen.
RESET knop
Druk op RESET om het display weer op de Dial Mode te zetten. De gegevens van het maximum moment worden ook
serieel verzonden.
Druk op RESET om de seriële gegevens op de Track Mode te verzenden.
LIMIT knop
1. Druk op LIMIT om toegang te krijgen tot de ingestelde momentwaarde.
Het display knippert tussen 'SEt' en de ingestelde momentwaarde.
• Druk op MODE om de ingestelde momentwaarde te verhogen. Ingedrukt houden om de waarde sneller te wijzigen.
• Druk op UNIT om de ingestelde momentwaarde te verlagen. Ingedrukt houden om de waarde sneller te wijzigen.
2. Druk op LIMIT om toegang te krijgen tot de tolerantiemarge (±), die tussen de 1% en de 10% is ingesteld. Voer de
waarde '0' in, wanneer u geen limiet wilt vastleggen. '%' en de ingestelde tolerantiemarge (±) worden voortdurend
weergegeven.
• Druk op MODE om de ingestelde tolerantiemarge (±) te verhogen.
• Druk op UNIT om de ingestelde tolerantiemarge (±) te verlagen.
3. Druk op LIMIT om de operatie af te sluiten. Het display geeft 1 seconde het opschrift 'FIN' weer.
Gebruik van het instrument
1. Kies de werkwijze.
2. Plaats de schroevendraaier / de sleutel in het instrument en gebruik hem in de gewenste richting. Verwijder de schro
evendraaier / de sleutel en zet het display (eventueel) op nul door de knoppen RESET en LIMIT tegelijk in te drukken.
Het display geeft 1 seconde het opschrift 'SEt0' weer.
3. Plaats de schroevendraaier / de sleutel in het instrument en gebruik hem in de gewenste richting.
Seriële poort
Sluit de (bijgeleverde) kabel aan tussen de seriële poort en de computer / de printer.
Ingestelde communicatiewaarden: 9600 baud, 8 data bit, 1 stop bit, zonder pariteit.
PAS GEEN HOGER MOMENT TOE DAN HET NOMINALE.
NL
13