CST/BERGER LD440 Manual Original página 36

In- en uitschakelen
Bij het inschakelen van het meetgereedschap klinkt
een luid geluidssignaal. Houd daarom het meetge-
reedschap bij het inschakelen uit de buurt van het oor
en van andere personen. Het luide geluid kan het gehoor
beschadigen.
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, drukt u op de
aan/uit-toets 7. Er klinkt een geluidssignaal en alle indicaties in
het display lichten kort op.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt u op-
nieuw op de aan/uit-toets 7. Ter bevestiging klinkt een dubbel
geluidssignaal.
Als er ca. 5–8 minuten geen toets op het meetgereedschap
wordt ingedrukt en het ontvangstveld 10 5–8 minuten lang niet
door een laserstraal wordt bereikt, wordt het meetgereedschap
automatisch uitgeschakeld om de batterijen te ontzien. De uit-
schakeling wordt aangegeven door een geluidssignaal.
Instelling van middenindicatie kiezen
Met de toets 8 kunt u vastleggen met welke nauwkeurigheid de
positie van de laserstraal op het ontvangstveld als „in het mid-
den" wordt aangegeven:
– Instelling „fijn" (indicatie f in display),
– Instelling „middel" (indicatie g in display),
– Instelling „grof" (indicatie h in display).
Bij wijziging van de nauwkeurigheidsinstelling klinken afhanke-
lijk van de gekozen instelling een, twee of drie geluidssignalen.
De instelling van de nauwkeurigheid wordt bij het uitschakelen
van het meetgereedschap opgeslagen.
Richtingindicaties
De positie van de laserstraal in het ontvangstveld 10 wordt aan-
gegeven:
– door de richtingindicaties „omlaag bewegen" e, „omhoog be-
wegen" c resp. midden d in het display 11 aan de voor- en
achterzijde van het meetgereedschap,
– door de LED „omlaag bewegen" 3, „omhoog bewegen" 6
resp. midden 4 aan de voorzijde van het meetgereedschap,
– optioneel door het geluidssignaal (zie „Geluidssignaal voor
het aangeven van de laserstraal", pagina 36).
Meetgereedschap te laag: Als de laserstraal de bovenste helft
van het ontvangstveld 10 doorloopt, verschijnt de richtingindica-
tie c in het display en brandt de bijbehorende rode LED 6.
Indien het geluidssignaal ingeschakeld is, klinkt er een signaal
met een langzaam ritme.
Beweeg het meetgereedschap in de richting van de pijl om-
hoog. Bij het benaderen van de middenmarkering worden twee
of drie streepjes in de richtingindicatie c weergegeven.
36 | Nederlands
Meetgereedschap te hoog: Als de laserstraal de onderste
helft van het ontvangstveld 10 doorloopt, verschijnt de richtingin-
dicatie e in het display en brandt de bijbehorende rode LED 3.
Indien het geluidssignaal ingeschakeld is, klinkt er een signaal
met een snel ritme.
Beweeg het meetgereedschap in de richting van de pijl omlaag.
Bij het benaderen van de middenmarkering worden twee of drie
streepjes in de richtingindicatie e weergegeven.
Meetgereedschap in het midden: Als de laserstraal het ont-
vangstveld 10 ter hoogte van de middenmarkering 5 doorloopt,
wordt de middenindicatie d in het display weergegeven en
brandt de bijbehorende blauwe LED 4. Indien het geluidssig-
naal is ingeschakeld, klinkt er een continu signaal.
Als het meetgereedschap zodanig wordt bewogen dat de
laserstraal het ontvangstveld 10 weer verlaat, knipperen gedu-
rende 5 seconden de laatst aangegeven richtingindicatie c
resp. e in het display en de bijbehorende LED 6 resp. 3.
U kunt de LED's van de richtingindicatie uitschakelen om de
batterijen te ontzien. Houd voor het uit- of inschakelen van de
LED's de toets voor de instelling van de meetnauwkeurigheid 8
ingedrukt en druk vervolgens kort op de aan/uit-toets 7. Ter
bevestiging knipperen alle LED's kort. Nadat de LED's inge-
schakeld zijn, branden ze gedurende 1 seconde.
Geluidssignaal voor het aangeven van de laserstraal
De positie van de laserstraal op het ontvangstveld 10 kan door
een geluidssignaal worden aangegeven.
U kunt kiezen uit de volgende geluidssignaalinstellingen:
– een geluidssignaal met hoge frequentie en twee beschik-
bare geluidsvolumes,
– geluidssignalen met drie lage frequenties en één geluidsvo-
lume,
– geluidssignaal voor het aangeven van de laserstraal uitscha-
kelen.
Druk voor het veranderen van het geluidsvolume of voor
het uitschakelen van het geluidssignaal op de geluidssignaal-
toets 9 tot het gewenste geluidsvolume in het display wordt
weergegeven. Bij een laag geluidsvolume verschijnt de geluids-
signaalindicatie a in het display met één streepje, bij een hoog
geluidsvolume met drie streepjes (alleen beschikbaar bij de
hoogste frequentie). Nadat het geluidssignaal uitgeschakeld is,
verdwijnt de indicatie. Als u de geluidssignaaltoets indrukt,
klinkt eerst een kort signaal ter bevestiging en vervolgens een
kort tweede signaal met het gekozen volume.
Onafhankelijk van het gekozen volume van het signaal klinkt ter
bevestiging een kort signaal met een laag volume en de inge-
stelde frequentie, telkens wanneer u een toets op het meetge-
reedschap indrukt.
2 610 A13 729 • 17.2.10