5413010-Farbspritz-man_a 23.03.12 13:13 Seite 129
spuitmond en oppervlak van 20 à 30 cm
aan en spuit daarbij gelijkmatig heen en
weer of op en neer. Spuit niet onder een
andere hoek ten opzichte van het
oppervlak, omdat de verf anders
hierlangs naar beneden loopt. Een
rustige en gelijkmatige beweging in
belangrijk. Tijdens het spuiten van grote
oppervlakken moet er kruisgewijs
gespoten worden (zie fig. 5, 6, 7 en 8).
Het spuitpistool nooit in- of uitschakelen,
terwijl het op het te spuiten oppervlak
gericht is. De beweging van het
spuitpistool moet met een gelijkmatige
snelheid plaatsvinden. Een snelle
beweging levert een dunne verflaag op,
een langzame beweging een dikke laag. Er
mag per keer steeds maar één laag
aangebracht worden. Als er nog een laag
nodig is, moeten de aanbevelingen van de
verfproducent voor droogtijden in acht
genomen worden. Tijdens het spuiten van
kleine oppervlakken dient de regelknop (3)
laag ingesteld te worden. Daardoor wordt
een te hoog verfverbruik en te dik
aanbrengen voorkomen. Vermijd tijdens het
spuiten van een object het vaak in- en
uitschakelen, omdat daardoor te veel of te
weinig verf aangebracht zou kunnen
worden. Kantel het spuitpistool niet meer
dan 45°.
Montage en gebruik van de
spuitmondverlenging
De spuitmondverlenging vergemakkelijkt
het werken op moeilijk toegankelijke
plekken, zoals tussen de ribben van een
verwarming. Voor het aanbrengen van
de spuitmondverlenging de spuitmond
eruit schroeven en in plaats daarvan de
verlenging erop schroeven. De spuitmond
nu op het uiteinde van de spuitmond -
verlenging erop schroeven en vastdraaien
(zie fig. 9).
9 – Onderhoud en
milieubescherming
Reiniging en onderhoud
LET OP! Trek vóór het reinigen
van het spuitpistool of van het
verfreservoir altijd de stekker uit het
stopcontact.
• Tijdens het gebruik kunnen verfdeeltjes
en gedroogde verfresten de spuitmond
verstoppen. Deze kunnen meestal met
behulp van de reinigingsnaald (12)
voorzichtig uit de opening van de
spuitmond verwijderd worden.
• Na elk gebruik moet het spuitpistool
grondig gereinigd worden. Als dit
nagelaten wordt, leidt dit bijna
onvermijdelijk tot verstoppingen en
als gevolgd daarvan tot een verkeerde
werking van het apparaat tijdens het
volgende gebruik. De garantie omvat
niet het reinigen van een spuitapparaat,
dat door de gebruiker niet grondig
gereinigd werd.
LET OP! Na elk gebruik moeten
de volgende werkzaamheden
uitgevoerd worden:
1. In het verfreservoir achtergebleven
verf verwijderen.
2. Het reservoir grondig met de
gebruikte verdunner reinigen.
3. Een beetje verdunner in het reservoir
gieten en met het spuitpistool
versproeien, tot er alleen nog zuivere
verdunner uit het spuitpistool komt.
4. De aanzuigbuis en het filter met
verdunner reinigen.
5. Korf en spuitmond reinigen en
resterende vuil en verf verwijderen.
6. Het spuitpistool op z'n kop zetten en
enkele druppeltjes naaimachineolie in
beide openingen doen (zie fig. 10).
129