Laat de machine nooit zonder toezicht.
Zorg dat uw werkomgeving in orde is. Rommel kan
ongevallen veroorzaken.
Neem een werkpositie in, zijdelings of achter het apparaat.
Ga nooit in het bereik van de uitwerpopening staan.
Nooit uw hand in de vul- of uitworpopening steken.
Blijf met uw gezicht en uw lichaam uit de buurt van de
vulopening.
Overbelast de machine niet. U werkt beter en zeker met de
juiste belasting van de machine.
Werk alleen met alle en op de juiste wijze aangebrachte
veiligheidsvoorzieningen en verander aan het toestel niets,
dat de veiligheid zou kunnen belemmeren.
Probeer nooit de vergrendelingsfunctie van de veiligheids-
voorziening te omzeilen.
Verander de regelaarinstelling van de motor niet; het
toerental regelt de veilige maximum werksnelheid en
beschermt de motor en alle zich draaiende delen tegen
schade door te hoge snelheid. Neem bij problemen contact
op met de klantenservice
Het apparaat mag niet zonder de vultrechter gebruikt
worden.
Het toestel resp. delen van het toestel niet veranderen.
Bij het inschakelen van de motor moet het apparaat conform
de voorschriften zijn gesloten.
Het toestel niet met water afspatten. (Gevarenbron
elektrische stroom).
Let op de omgevingsinvloeden.
Gebruik de machine niet in een vochtige of natte
−
omgeving.
Machine niet in de regen laten staan.
−
Werk niet bij slechte weersomstandigheden (b.v. regen,
−
gevaar van bliksem).
Werk alleen bij toereikend zicht, zorg voor een goede
−
verlichting.
Om letsel aan vingers te vermijden bij montage en/of
reiniging, het snijwerk vastzetten (afb. zie "Wisselen van de
messen") en werkhandschoenen dragen.
Schakel de machine uit en neem de steker uit het
stopcontact bij:
onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
−
bij storingen
−
controle van de aansluitleidingen, of
−
deze verstrengeld of beschadigd zijn
transport
−
reparatiewerkzaamheden
−
wisselen van de messen
−
het verlaten van de machine (ook voor een korte tijd)
−
Bij verstoppingen in de ingooi en uitwerp van de machine
schakel de motor uit en neem de netsteker uit het
stopcontact, alvorens u materiaalresten in de ingooi of
uitwerp verwijdert.
Raak geen zich bewegende gevaarlijke delen aan, alvorens
de machine van de stroomaansluiting werd gescheiden en
de beweeglijke delen volledig tot stilstand zijn gekomen.
Onderzoek de machine op eventuele beschadigingen.
Voordat de machine verder wordt gebruikt, moet
−
zorgvuldig
worden
beschermingsvoorzieningen
onderdelen foutloos en volgens de voorschriften
functioneren.
94
onderzocht
of
de
en
licht
beschadigde
Controleer of alle bewegende delen van de machine
−
goed functioneren en niet klemmen of beschadigd zijn.
Alle delen moeten juist gemonteerd zijn en goed
functioneren om de machine correct te laten werken.
Beschadigde bescherminrichtingen en -delen moeten,
−
indien
noodzakelijk,
reparatiewerkplaats gerepareerd of verwisseld worden.
Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen te
−
worden vervangen.
Bewaar de machine in een droge en afgesloten ruimte,
buiten het bereik van kinderen.
Elektrische veiligheid
De aansluitkabel moet volgens IEC 60245 (H 07 RN-F) zijn,
met een draad doorsnede van minstens:
1,5 mm² bij een lengte tot 25 m.
−
2,5 mm² bij een lengte vanaf 25 m.
−
Lange en dunne aansluitkabels zorgen voor een
spanningsverlies. De motor bereikt zijn maximaal vermogen
niet meer, de werking van het toestel wordt gereduceerd.
Stekker en aansluitdozen aan aansluitleidingen moeten uit
rubber, zacht pvc of een ander thermoplastisch materiaal van
dezelfde mechanische vastheid zijn of met dit materiaal zijn
gecoat.
De stekkervoorziening van de aansluitleiding moet tegen
spatwater beveiligd zijn.
Let er bij het leggen van de aansluitkabel op dat deze niet
stoort, bekneld raakt, geknikt wordt en de steekverbinding
niet nat wordt.
Houdt de verlengkabel van beweeglijke gevaarlijke delen
weg, om beschadigingen aan de kabel te voorkomen, dat tot
contact van actieve delen zou kunnen leiden.
Wikkel bij gebruik van een kabeltrommel de kabel geheel af.
Gebruik de kabel niet voor doeleinden waarvoor hij niet
geschikt is. Bescherm de kabel tegen hitte, olie of scherpe
randen. De steker niet met de kabel uit het stopcontact
trekken.
Controleer de verlengkabel regelmatig op beschadigingen en
vervang hem als hij beschadigd is.
Raak niet de beschadigde aansluitleiding aan, alvorens u
deze van het net heeft gescheiden. De beschadigde
aansluitleiding kan contact met stroomvoerende onderdelen
veroorzaken.
Gebruik geen defecte kabels.
Gebruik alleen toegestane en gemerkte verlengkabels.
Maak geen geknutselde elektrische aansluitingen.
Veiligheidsvoorzieningen nooit overbruggen of buitenwerking
stellen.
Het apparaat via een veiligheidsschakelaar (30 mA)
aansluiten.
Elektrische aansluitingen of reparaties mogen alleen
door
een
erkend
reparatiewerkplaats uitgevoerd worden. De plaatselijke
voorschriften moeten opgevolgd worden.
Beschadigde netaansluitleidingen moeten door de
fabrikant resp. een van zijn klantenfilialen of door een
soortgelijk gekwalificeerde persoon worden vervangen
om gevaar te voorkomen.
door
een
erkende
bedrijf
of
een
erkende