Installatie Van Het Product - Nice Nemo SCT Instrucciones Y Advertencias Para La Instalación Y El Uso

• Controleer of de ontvanger van de automatisering waa -
rin Nemo moet worden opgeslagen gebruikmaakt van
de codering "TTS" (zie de instructiehandleiding van de
ontvanger of de automatisering).
• Nemo is mogelijk niet compatibel met de motoren die
eerder dan juni 2004 geproduceerd werden en met de
besturingseenheden model TT0.
• (afb. 1) Controleer of de plaats die gekozen is voor de
installatie van Nemo binnen het bereik van de te bestu-
ren automatisering ligt. Hoewel het bereik bij gunstige
condities (in open veld) 100 m kan bedragen, wordt,
ervan uitgaande dat Nemo een beveiliging van de zon-
newering vormt, aanbevolen een afstand van maximaal
10-20 m aan te houden. Daarnaast wordt aangeraden
om te controleren of er zich in de betreffende zone geen
andere, op dezelfde frequentie werkende radiosystemen
bevinden, zoals bijvoorbeeld alarmen, hoofdtelefoons
met radiobesturing etc., dergelijke inrichtingen kun nen
het bereik nog verder verkleinen of de communicatie tus-
sen Nemo en de automatisering zelfs volledig blokkeren.
• Controleer of de plaats die gekozen is voor de installa-
tie van Nemo aan de volgende vereisten voldoet:
– (afb. 2) moet toelaten dat het oppervlak van de zon-
sensor direct aan het zonlicht wordt blootgesteld, in elk
geval gedurende het deel van de dag waarin de door
de automatisering gegeven bescherming tegen de zon
effectief moet zijn; installeer het product niet in scha-
duwzones geproduceerd door gordijnen, bomen, bal-
kons etc.;
– (afb. 3) de plaats van installatie moet de blootstelling
van de bladen van de windsensor toestaan aan dezelf-
de windbeweging als de zonnewering die geautomati-
seerd moet worden.
• (afb. 4) Kies het configuratietype dat de structuur van
Nemo moet aannemen, afhankelijk van de helling van
het voor de installatie gekozen vlak. Let op! – de bla-
den van de windsensor moeten horizontaal gepla -
atst worden en naar beneden toe gericht zijn ten
opzichte van de romp).
• Controleer of het voor de installatie gekozen vlak van
stevig materiaal is dat een stabiele bevestiging kan ver-
zekeren.
• Controleer of Nemo wordt opgesteld op een pla ats
waar de inrichting beschermd is tegen stoten en bot-
singen met andere voorwerpen.
4 – INSTALLATIE VAN HET PRODUCT
Om het product te installeren, dient u de verschillende
onderdelen ervan te bevestigen volgens de nummervolg-
orde die is weergegeven in afb. 5. Draai tot slot aan de
romp van Nemo tot de bladen van de windsensor in hori-
zontale stand staan, zoals te zien is op afb. 4.
Over het algemeen kunnen op dezelfde automatisering
tot 3 Nemo's worden opgeslagen; dit maakt het mogelijk
verschillende punten van de omgeving te controleren.
5 – OPSLAG VAN HET PRODUCT IN DE
ONTVANGER VAN DE AUTOMATISERING
Net als voor willekeurige andere ontvangers is het ook
voor Nemo noodzakelijk de radiocode ervan op te slaan
in de ontvanger van de automatisering die moet worden
aangestuurd, zodat Nemo de gegevens van zijn klimaat-
sensoren "via radio" door kan geven. Om Nemo op te
slaan dient u de procedure "Modus I", beschreven in de
handleiding van de bijbehorende ontvanger, te volgen.
Opmerking – de toets ■ (= Stop) van de ontvanger die in
deze handleidingen wordt genoemd komt op Nemo over-
een met de toets "P1" van afb. 6.
Als de originele bedieningsinstructies van de automatise-
ring niet beschikbaar zijn (alle handleidingen van Nice
producten zijn beschikbaar op www.nice-service.com) is
het ook mogelijk één van de volgende opslagprocedures
te volgen.
• PROCEDURE "A" – opslag van de eerste zender
Opmerking – Gebruik deze methode wanneer er geen
enkele radiocode in de buismotor is opgeslagen.
01. Koppel de buismotor van de voeding en sluit hem
weer aan: de motor laat 2 lange tonen ho ren (of
maakt 2 lange bewegingen). Let op! - Als de motor
bij inschakeling 2 korte tonen laat horen (of 2
korte bewegingen of helemaal geen beweging
maakt) betekent dit dat er andere zenders zijn
opgeslagen. Onderbreek de procedure en ge -
bruik de "Procedure B".
02. Houd binnen 5 seconden de toets "P1" van Nemo
ingedrukt en laat hem los nadat de motor de eerste
van 3 korte pieptonen heeft laten ho ren (of de eerste
van 3 korte bewegingen heeft gemaakt) ten teken
dat de opslag in het geheugen heeft plaatsgevon-
den. Let op! - Als de to ets niet binnen 5 seconden
wordt ingedrukt, laat de motor 1 korte pieptoon ho -
ren (of 2 korte be wegingen). Dit betekent dat er geen
opslag in het geheugen heeft plaatsgevonden.
• PROCEDURE "B" – opslag van nog andere
zenders
Opmerking – Gebruik deze methode wanneer er reeds
andere inrichtingen in de buismotor zijn opgeslagen.
01. (op de Nemo die moet worden opgeslagen) Houd de
toets "P1" ingedrukt tot de motor 1 lange pieptoon
laat horen.
02. (op een reeds opgeslagen zender) Druk 3 maal
(langzaam) op de toets ■ (of de toets "P1" als het
een andere reeds opgeslagen Nemo betreft).
03. (op de Nemo die in het geheugen moet worden
opgeslagen) Druk opnieuw op de toets "P1".
04. De motor laat 3 korte pieptonen horen (of ma akt 3
lange bewegingen) om aan te gegeven dat de
opslag in het geheugen heeft plaatsgevonden.
Opmerking – Als de motor 6 korte tonen laat horen (of 6 lan -
ge bewegingen maakt) betekent dit dat het geheugen vol is.
6 – CONTROLE VAN HET PRODUCT VIA DE
"TEST"-MODUS
Na afloop van de opslagprocedure de volgende tests uit-
voeren om te controleren of de opslag correct is verlopen
en de sensoren van Nemo correct werken.
In de TEST-modus zet het systeem de drempels van de
sensoren op het minimum, zodat deze bij kleine verande-
ringen van licht en wind overschreden zullen worden. Zo
kan het gedrag van het systeem snel gecontroleerd wor-
den, zonder lange wachttijden. In deze modus reageert
Nemo in real-time, zonder de voor de normale werking
voorziene wachttijden aan te houden.
• Test van de zonsensor:
01. Draai aan knop "Sun" (afb. 6) LINKSOM tot aan de
"Test" stand.
Zorg ervoor dat de zonsensor met minimaal 1Klux
wordt verlicht (het daglicht buiten zou voldoende
moeten zijn, ook bij gedeeltelijk bewolkt weer, ge -
bruik anders een lamp).
02. Controleer of de groene led een aantal maal kort
27