U
I
S
4.2
De luchttemperatuursonde monteren
De temperatuursonde plaatsen (ref. A):
-
steek de sonde door de opening in de kraag (ref. B)
4.3
Watersondebeheer
Als
het
systeem
de
watertemperatuursonde
accubehuizing op het apparaat detecteert, vindt het opstarten
normaal plaats. Als de sonde niet is aangesloten, wordt de
afwezigheid hiervan aangegeven door de knipperende rode
en blauwe LED's en het apparaat start niet.
Druk 5 seconden op de knop zomer/winter (ref. A) om
toepassingen zonder sonde te bevestigen. Deze stand
wordt opgeslagen in het systeem voor de volgende
startprocedures.
4.4
Aansluiting motor bij de versies met hydraulische koppelingen rechts
Wanneer het nodig is om de positie van de hydraulische koppelingen van
de batterij om te wisselen van de linkerkant naar de rechterkant van het
toestel, wordt ook de doos van de elektrische aansluitingen omgewisseld.
Maar omdat de motor van de ventilator en de microschakelaar voor
beveiliging van het rooster gebonden zijn aan de oorspronkelijke positie,
is het noodzakelijk om de speciale kit te gebruiken, die als accessoire
beschikbaar is.
De kabel, die van mannelijke/vrouwelijke connectoren is voorzien, moet
CS035
V10
D
N
L
A
D
in
de
SPARE
T_ACQUA
E
TERMOSTATO
E_VALVE
V4
V3
V2
V1
EV
COM
E/I
MONTAGE EN AANSLUITEN INTERNE MACHINEBESTURING
-
steek de sonde in de onderste opening (ref. C)
-
maak de sonde vast in de speciale haak (ref. D)
C
Zodra de sonde is aangesloten wordt de normale werking
met temperatuurdrempels altijd hersteld.
Als de machine met de aangesloten sonde werkt en de
watertemperatuur is niet geschikt voor actieve functies
(boven 20 °C bij koeling of onder 30 °C bij verwarming),
wordt ventilatie gestopt en wordt de fout aangegeven door
het knipperen van de betreffende LED van de geselecteerde
functie (blauw koeling C of rood verwarming D).
aan de rechterkant op de motor worden aangesloten en aan de linkerkant
op de snelkoppeling van de motor die zich op de kaart bevindt (ref. D).
Bovendien moeten de twee eindklemmen afkomstig van de
microschakelaar voor beveiliging van het rooster uitgelengd worden en
worden aangesloten aan de linkerkant op het contact S1 dat zich op de
kaart bevindt (ref. E).
De kabels moeten aan de onderkant van het toestel door het specifieke
gat (ref. C) passeren.
B
C
NL
15