Het is verboden om zich onder de last te begeven.
Lasten niet gedurende een langere periode of zonder toezicht in een geheven of gespannen
toestand laten.
De gebruiker mag pas beginnen met het verplaatsen van de last als hij zich ervan heeft
overtuigd dat de last goed is bevestigd en dat er zich geen personen in de gevarenzone
bevinden.
Bij het inhangen van het hijshulpmiddel dient de gebruiker ervoor te zorgen dat het
hijshulpmiddel zo bediend kan worden dat de gebruiker noch door het apparaat zelf, noch
door het hijshulpmiddel of de last in gevaar komt.
Voordat u het hijshulpmiddel kunt gebruiken in speciale omgevingen (hoge luchtvochtigheid,
zout, corrosief, chemisch) of voor het verplaatsen van gevaarlijke goederen (bijvoorbeeld
gesmolten stoffen, radioactief materiaal) moet er overleg gepleegd worden met de fabrikant.
Het hijshulpmiddel kan worden gebruikt bij een omgevingstemperatuur tussen -40° C en
+100° C. Bij extreme omstandigheden dient de fabrikant geraadpleegd te worden.
De borgpen om de bekkencapaciteit in te stellen moet altijd geborgen worden met de
veiligheidspin.
De last moet altijd langzaam, voorzichtig en dicht bij de grond verplaatst worden.
Alleen kraanhaken met veiligheidskleppen mogen worden gebruikt.
Het ophangoog van het hijshulpmiddel moet genoeg ruimte in de kraanhaak hebben en vrij
kunnen bewegen.
Bij defecten moet het hijshulpmiddel meteen buiten gebruik gesteld worden.
I
G
NCORRECT
EBRUIK
(incomplete lijst)
De capaciteit (WLL) mag niet worden overschreden.
Er mogen alleen lasten worden opgepakt die binnen het grijpbereik vallen.
De hellingshoek β van de aan de grijpers verbonden kettingwerk mag niet groter zijn dan 45°
en niet kleiner dan 10°.
Elke verandering aan het hijshulpmiddel is verboden.
Het is verboden om het hijshulpmiddel te gebruiken voor het vervoer van personen.
Tijdens het verplaatsen van de last mag deze niet slingeren (fig. 1) of in contact komen met
andere objecten.
min. 10°
max. 45°
©
2016 Columbus McKinnon Industrial Products GmbH
min. 10°
max. 45°
44