Dragen
De oordopjes dragen
1. Plaats de oordopjes in uw oren.
2. Draai de oordopjes totdat de oorhaakjes tegen de rand van uw oren zijn
geklemd.
1
• Controleer met een spiegel of u uw oordopjes correct draagt.
113 NL
2
Uw oordopjes passen goed.
• De oorhaakjes zitten tegen de rand van
uw oor geklemd en u voelt steun vanaf
de achterkant.
• De oorkussentjes voelen stabiel
aan in uw gehoorgang, zodat ze
omgevingsgeluiden buiten kunnen
houden.
• De oordopjes voelen comfortabel aan
zonder dat ze uitsteken.
Uw oorhaakjes zijn te groot.
• De oorhaakjes steken uit, zodat de
oordopjes onstabiel en los aanvoelen.
(Of uw oorhaakjes zitten onder de rand
van uw oor gefrommeld.)
• De oorkussentjes zitten mogelijk niet
diep genoeg, zodat ze de gehoorgang
niet comfortabel afsluiten.