92
Deutsch
INSTANDHALTUNG
ACHTUNG! – Tragen Sie bei den Wartungsarbeiten stets
Schutzhandschuhe. Führen Sie keine Wartung bei warmem Motor aus.
LUFTFILTER
Jeweils nach 8-10 Arbeitsstunden den Deckel abnehmen, den Filter
(C, Abb. 88). Aus einer gewissen Entfernung von innen nach außen mit
Druckluft ausblasen (Abb. 89). Bei Verschmutzung oder Beschädigung
auswechseln. Ein verschmutzter Luftfilter bewirkt unregelmäßiges Laufen
des Motors, einen höheren Verbrauch und eine geringere Leistung.
KRAFTSTOFFILTER
Der Kraftstoffilter muß regelmäßig überprüft werden; ein verschmutzter
Filter bewirkt Startschwierigkeiten und Leistungsverlust. Der Filter wird
zwecks Reinigung durch die Einfüllöffnung des Kraftstoffes herausgezogen;
bei starker Verschmuntzung muß er gewechselt werden (Abb. 90)
MOTOR
Die Rippen des Zylinders müssen regelmäßig mit einem Pinsel oder mit
Druckluft gereinigt werden (Abb. 91). Sollte sich Schmutz am Zylinder
ansammeln, kann das zu Überhitzung und Motorschäden führen.
Auch das unter der Luftfilterhalterung befindliche Kühlergitter (A, Abb.92)
mit Druckluft oder mit einem Pinsel reinigen. Den Luftfilterdeckel
abnehmen, um den Vorgang zu erleichtern.
ZÜNDKERZE
Die Zündkerze muß regelmäßig gereinigt und der Zündabstand der
Elektroden überprüft werden (Abb. 93). Eine Zündkerze NGK BPMR7A
bzw. einer anderen Marke mit gleichwertigem Wärmewert verwenden.
KEGELRADGETRIEBE
Alle 30 Arbeitsstunden die Schraube (A, Abb. 94) auf dem kegelradgetriebe
abnehmen und den Stand des Schmierfettes kontrollieren. Verwenden
Sie nicht mehr als 10 g. Qualitäts- Schmierfett auf Molybdänbisulfid
Basis benutzen.
ANTRIEBSWELLE
Alle 20 Arbeitsstunden den Zapfen der biegsamen Antriebswelle (B,
Abb. 95) mit Molybdändisulfidfett schmieren. Alle 30 Arbeitsstunden
den Verbindungszapfen des starren Rohrs (D, Abb. 95) mit
Molybdändisulfidfett schmieren.
93
Español
MANTENIMIENTO
¡ATENCIÓN! - Durante las operaciones de mantenimiento, utilice
siempre guantes de protección. No efectúe trabajos de mantenimiento
con el motor caliente.
FILTRO DE AIRE
Cada 8-10 horas de trabajo, quite la tapa, limpie el filtro (C, Fig. 88).
Soplar a distancia con aire comprimido desde el interior hacia el exterior
(Fig. 89). Sustituirlo si está sucio o dañado. Un filtro obturado produce un
funcionamiento irregular del motor, aumentando el consumo y disminuyendo
su potencia.
FILTRO DEL COMBUSTIBLE
Controle periodicamente el estado del filtro del combustible. Un filtro sucio
crea dificultades en el arranque y disminuye las prestaciones del motor. Para
efectuar la limpieza del filtro, quítelo por el agujero de carga combustible;
en caso de excesiva suciedad, cámbielo (Fig. 90).
MOTOR
Limpie periodicamente las aletas del cilindro con un pincel o con aire
comprimido (Fig. 91). La acumulación de impurezas sobre el cilindro puede
provocar sobre calentamientos dañinos para el buen funcionamiento del
motor.
Limpie también la rejilla de refrigeración (A, Fig.92) situada bajo el soporte
del filtro de aire, utilizando aire comprimido o un pincel. Para facilitar la
operación, abra y quite la tapa del filtro de aire.
BUJIA
En caso de encendido defectuoso o funcionamiento irregular, extraiga la
bujía, límpiela y sustitúyala, prestando atención a la distancia de los electrodos
(Fig. 93). Utilizar bujía NGK BPMR7A o de otra marca con grado térmico
equivalente.
PAR CONICO´
Cada 30 horas de trabajo, quite los tornillos (A, Fig. 94) del par cónico y
controle el nivel de la grasa. No aplique más de 10 gramos. Utilice grasa de
calidad al bisulfuro de molibdeno.
TRANSMISIÓN
Cada 20 horas de trabajo, lubrique el vástago de unión del flexible (B, Fig.
95) con grasa de bisulfuro de molibdeno. Cada 30 horas de trabajo, lubrique
el vástago de unión del tubo rígido (D, Fig. 95) con grasa de bisulfuro de
molibdeno.
94
Nederlands
ONDERHOUD
LET OP! – Draag altijd veiligheidshand-schoenen tijdens het
plegen van onderhoud. Verricht nooit onderhoud bij warme motor.
FILTER
Elke 8-10 werkuren dient u de kap te verwijderen. Reinig het filter (C,
Fig. 88). Met perslucht van een afstand van binnen naar buiten blazen
(Fig. 89). Vervangen indien vervuild of beschadigd. De motor loopt
onregelmatig als het filter is vervuild. De machine verbruikt dan meer
brandstof en levert minder vermogen.
BENZINEFILTER
Controleer het benzinefilter regelmatig op vervuiling. Een vuil filter
veroorzaakt slecht starten en minder vermogen. Om het filter te reinigen
dient u als volgt te werk te gaan. Verwijder het filter via de vulopening.
Vervang het indien het vuil is (Fig. 90).
MOTOR
Reinig de koelribben van de cilinder (Fig. 91) indien nodig met een
borstel op perslucht. Oververhitting kan veroorzaakt worden door het
niet tijdig reinigen van de cilinder.
Reinig ook het rooster voor de koeling (A, Fig.92) dat zich onder
de steun van het luchtfilter bevindt, met perslucht of kwast. Om de
handeling te vergemakkelijken het deksel van het luchtfilter openen
en verwijderen.
BOUGIE
Reinig de bougie indien nodig (Fig. 93) en controleer de elektrode-
afstand. Gebruik een NGK BPMR7A bougie of een bougie van een
ander merk met een equivalent thermisch bereik.
TANDWIELHUIS
Na elke 30 werkuren, de schroef (A, Fig. 94) verwijderen en de
hoeveelheid vet controleren. Gebruik niet meer dan 10 gram. Gebruik
een hoge kwaliteit molybdeen disulfide vet.
TRANSMISSIE
Smeer de groef van de slang (B, Fig.95) om de 20 bedrijfsuren met
molybdeendisulfidevet. Smeer de verbindingsgroef van de steel (D,
Fig. 95) om de 30 bedrijfsuren met molybdeendisulfidevet.
95
51