BELANGRIJK: LEES EN BEGRIJP EERST DEZE BEDIENINGSHANDLEIDING ALVORENS
en
OVER TE GAAN TOT MONTAGE, INWERKINGSTELLING OF ONDERHOUD VAN DEZE
it
VERWARMER VERKEERD GEBRUIK VAN DE VERWARMER KAN ERNSTIGE OF FATALE
LETSELS VEROORZAKEN. BEWAAR DEZE HANDLEIDING VOOR RAADPLEGING IN DE
de
es
fr
1. BESCHRIJVING
Deze reeks warmeluchtverwarmers is bijzonder geschikt
nl
voor het verwarmen van lokalen of ruimten van middelgrote
tot grote omvang.
pt
De verwarmers met onrechtstreekse verwarming (AFB.
1) zijn dankzij een interne warmtewisselaar in staat om
da
de verbrandingsgassen te scheiden van de warme lucht
die aan de omgeving wordt afgegeven. Op deze manier
is het mogelijk om een zuivere warmeluchtstroom te
hebben op de plaats die verwarmd moet worden en de
no
verbrandingsproducten naar buiten af te voeren.
Deze warmeluchtverwarmers werden ontworpen volgens
sv
de meest moderne criteria voor veiligheid, werking en duur.
De veiligheidsvoorzieningen garanderen altijd de correcte
pl
werking van de verwarmer.
ru
2. INLICHTINGEN BETREFFENDE DE
VEILIGHEID
cs
WAARSCHUWINGEN
hu
sl
tr
te bieden.
hr
BELANGRIJK: Dit toestel is niet geschikt
lt
lv
mentale capaciteiten, of zonder ervaring, tenminste
als ze niet onder toezicht staan van een persoon die
et
kinderen onder toezicht staan zodat ze niet met het
ro
apparaat spelen.
sk
zijn.
bg
lijken op die van griep, met hoofdpijn, duizeligheid en/
uk
of braken. Dergelijke symptomen kunnen veroorzaakt
bs
ALS DEZE SYMPTOMEN ZICH ZOUDEN VOORDOEN,
MOET U ONMIDDELLIJK NAAR BUITEN GAAN en de
el
2.1. BIJTANKEN:
zh
2.1.1. Het personeel belast met het bijtanken,
zijn met de instructies van de fabrikant en met de
2.1.2. Gebruik uitsluitend het type brandstof dat
TOEKOMST.
2.1.4. De tanks voor opslag van brandstof moeten in
een afzonderlijke structuur zijn ondergebracht.
2.1.5. Alle brandstoftanks moeten zich op een veilige
volgens de geldende normen.
veroorzaken.
in overeenstemming met de geldende normen.
2.2. VEILIGHEID:
dient u zich te houden aan alle plaatselijke
verordeningen en aan de geldende normen.
gordijnen of andere, gelijkaardige afdekmaterialen,
afdekmaterialen te gebruiken.
2.2.4. Alleen in goed geventileerde zones gebruiken.
Voorzie een geschikte opening volgens de geldende
normen, om verse lucht van buiten aan te voeren.
2.2.6. Gebruik uitsluitend verlengsnoeren die op
2.2.7. Aanbevolen minimale veilige afstanden tussen
vooraan = 2,5 m; opzij, bovenaan en achteraan = 1,5
m.
brandgevaar te vermijden.
2.2.9. Houd dieren op veilige afstand van het
gebruikt.
ogenblik inschakelen.
2.2.13. De luchtinlaat of de luchtuitlaat van de
2.2.15. Vermijd om de lucht bij de ingang en/of
uitgang te kanaliseren als dit niet met de originele
2.2.16. Houd voldoende afstand tussen ontvlambare
.