REKENVOORBEELDEN
1. Stel de decimaal-keuzeschakelaar in zoals
aangegeven in elk voorbeeld.
De afrondingskeuzeschakelaar dient op "5/4" te
staan, tenzij anders vermeld.
2. De eindtotaal-keuzeschakelaar en de constante/
decimaalteken-invoeging keuzeschakelaar
dienen op "•" (uitgeschakeld) te staan, tenzij
anders vermeld.
3. De afdrukken/postenteller-keuzeschakelaar
dient op "P" te staan, tenzij anders vermeld.
4. Maakt u een fout tijdens het invoeren van een
getal, druk dan op
getal in.
5. Negatieve waarden worden afgedrukt met het
"–" symbool in rood.
Opmerking: Alle totalen en subtotalen kunnen
gebruikt
berekeningen. Voer het betreffende
getal OPNIEUW in door op een
FUNCTIETOETS te drukken en ga
door met de berekening.
Downloaded from:
of
en voer het juiste
worden
in
http://www.usersmanualguide.com/
EXEMPLOS DE CÁLCULOS
1. Defina o seletor decimal conforme especificado
em cada exemplo.
O seletor de arredondamento deve estar na
posição "5/4", salvo indicação em contrário.
2. O seletor de modo de total geral e o seletor de
modo de constante/adição devem estar na
posição "•" (posição desativada), salvo indicação
em contrário.
3. O seletor de modo com impressão/contagem de
itens deve estar na posição "P", salvo indicação
em contrário.
4. Se um erro ocorrer durante a introdução de um
número, pressione
número correto.
5. Os valores negativos são impressos com o
símbolo "–" em vermelho.
verdere
Nota: Todos os totais e subtotais podem ser
usados
INTRODUZA DE NOVO o número na
calculadora usando a tecla FUNCTION e
continue o problema.
118
ou
e introduza o
para
cálculos
adicionais.