Notebook Webcam
Artikel: CN-WCAMN1 GEBRUIKERSHANDLEIDING v1.0
Systeemvereisten
IBM-pc of compatibele pc of laptop met USB-poort
Pentium 1G of hogere CPU
Windows 2000/ Windows XP/ Windows 2003
Meer dan 500MB vrije ruimte op de harde schijf
Cd-romstation
256MB geheugen
Ondersteuning voor DirectX 9.0 VGA-kaart
Installatie
Opmerking: SLUIT DE WEBCAM NIET AAN OP DE USB-POORT VOORDAT HET
STUURPROGRAMMA IS GEÏNSTALLEERD. Als de pc-cam al is aangesloten, moet u deze
loskoppelen. Volg daarna de onderstaande stappen.
1.
Plaats de cd met het stuurprogramma/de toepassing in het cd-romstation.
Open het stuurprogramma en dubbelklik op Setup.exe. Het systeem zal
automatisch de benodigde bestanden starten en duidelijke instructies geven.
2.
Sluit de webcamera aan op de USB2.0-poort. Het systeem zal automatisch het
apparaat detecteren en de installatie voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, zult u een camerapictogram in uw taakbalk kunnen zien.
Start uw webcam door vanaf het menu Start te kiezen voor [Programma's > USB2.0
PC Camera > AM Cap]. U ziet een voorbeeldafbeelding van de webcam.
Wanneer u in het menu Option (Optie) klikt op Video Capture Pin.... (Video-opnamepin)
kunt u de resolutie van het voorbeeldvenster aanpassen.
Geavanceerde instellingen
Wanneer u in het menu Option (Optie) klik op Video Capture Filter
(Video-opnamefilter), kunt u de geavanceerde instellingen openen. Vanaf deze pagian
kunt u de kwaliteit van het beeld aanpassen, verschillende effecten instellen en de
functies "Zoom" en "Face Tracing" (Gezicht volgen) inschakelen. De geavanceerde
instellingen kunnen ook worden geopend door met de rechtermuisknop te klikken op
het camerapictogram in de taakbalk.
Daarnaast kunt u foto's maken met een resolutie tot 2304 * 1728.
Waarschuwingen
Als de pc-/webcamera warm wordt nadat u het apparaat lange tijd hebt gebruikt,
raden wij u aan het gebruik even te stoppen.
Vermijd de lens aan te raken met de hand of met een scherp of ruw object. Gebruik een
propere, zachte doek voor het reinigen van de lens.
Gebruik het apparaat niet in een extreem warme, koude, stoffige of vochtige
omgeving.
Zorg dat het apparaat niet valt, anders kan dit schade aan de lens, defecten of krassen
op het oppervlak veroorzaken.
13