1. Installatie
Tijdens het installeren dienen de plaatselijke
voorschriften alsmede de algemene
richtlijnen en het installatievoorschrift in acht
te worden genomen. Voor en achter het
fijnfilter moeten er afsluiters aangebracht
worden.
1.1 Montage
1. Buisleiding geod doorspoelen.
2. Fijnfilter installeren:
! doorstroomrichting overeenkomstig
de pijl.
! installatie in een horizontale
buisleiding met naar beneden
gerichte zeefhouder.
! installatie onder vermijding van
spannigs-en verbuiging seffecten.
3. Fijnfilter is gereed voor het gebruik.
1.2 Afvoer van het uitspoelwater
Installatiemogelijkheden:
! met een afstand van 20 mm tot aan
afvoertrechter.
! afvoer in een open vat.
2. Uitspoelen
Het uitspoelen dient ter verwijdering van
grove vuildeeltjes, die zich op de bodem van
de zeefhouder zouden kunnen afzetten. Het
uitspoelinterval is afhankelijk ven de mate
waarin het water vervuild is.
E
Ook tijdens het uitspoelen kan er
gefiltreerd water afgetapt worden.
NL
2.1 Uitspoelen
Vindt het uitspoelen niet via een
afvoertrechter plaats, dan dient er een vat
onder de afvoerleiding te worden geolaatst
om het water op te vangen.
1. Kogelkraan door draaien van hendel (7)
openen.
2. Kogelkraan na ca.15 seconden weer
sluiten.
E
De filterzeven zijn van roestvrjl staal.
Rood neerslag tengevolge van roest
afkomstig uit de buisleidingen heeft
generlei invloed op functie noch
filtrering.
3. Instandhouting
De frekwentie volgens welke de filters
vervangen moeten worden, hangt af van de
plaatselijke omstandigheden alsmede van de
aard van het water.
E
Om redenen van hygiéne dient het
onderhoud uiterlijk om de 6
maanden te geschieden.
3.1 Onderhoud
! Kleppen (1) en (2) sluiten.
! Schroef de dop van het filter.
! Binnenwerk van het filter eruit
lichten.
! Pakkingsring (3) verwijderen.
! Zeef (4) van zeefsteun (5)
losdraaien.
! Nieuwe zef op de zeefsteun
vastdraaien tot boven O-ring (6).
! Pakkingsring (3) opnieuw
aanbrengen.
! Montage in omegekeerde volgorde.
! Kleppen (1) en (2) openen.
10