5
Toestelelementen
[1-1]
Afneembare statiefvoet, kabelopwikkeling
[1-2]
Belichtingsvlak
[1-3]
Handgreep
[1-4]
Wandhaak, kabelklem
[1-5]
Aansluitkabel
6
Inwerkingstelling
WAARSCHUWING
Ontoelaatbare spanning of frequentie!
Risico van ongevallen
Gegevens op het typeplaatje in acht nemen.
Landspecifieke bijzonderheden in acht nemen.
6.1
In-/Uitschakelen
Inschakelen
De netstekker van het apparaat mag niet in
een vochtige omgeving aangesloten worden,
omdat deze niet over een afdoende vochtig-
heidsbescherming beschikt.
Netstekker in de contactdoos steken.
Lichtkegel verschijnt automatisch.
Uitschakelen
Netstekker uit de contactdoos trekken.
Netaansluitingskabel op statiefvoet [1-1] op-
wikkelen. Het kabeleinde kan op de daarvoor
bedoelde klem [2-1] worden ingehaakt.
6.2
Temperatuurbewaking
Bij overschrijding van de toegestane bedrijfstem-
peratuur vermindert het apparaat automatisch het
lichtvermogen. Bij continue temperatuurover-
schrijding ondanks gereduceerd lichtvermogen
wordt de stroomvoorziening compleet onderbro-
ken.
Maatregelen bij gereduceerd lichtvermogen:
Netstekker uit de contactdoos trekken.
Oorzaak van de oververhitting verhelpen (bijv.
verstopte ventilatiesleuven).
Netstekker weer aansluiten.
Het volledige lichtvermogen is weer beschikbaar.
7
Opstellen
Apparaat altijd met statiefvoet opstellen om
de ventilatiesleuven [4-1] vrij te houden.
Op een droog, vlak en stabiel oppervlak opstellen.
Apparaat niet aan de netaansluitingskabel ophan-
gen om elektrische gevaren door overbelasting van
de kabel te vermijden. Ventilatiesleuven niet af-
plakken of blokkeren.
Minimumafstand tot aangestraalde
vlakken en brandbaar materiaal van
0,2m
0,2 m aanhouden.
Plaatsingshoek [3]
Het apparaat kan in drie verschillende hoeken wor-
den opgesteld.
8
Bevestigen op oppervlak [4]
Voor een betere bevestiging is de statiefvoet [4-2]
afneembaar en is van openingen [4-3] voorzien
waardoor deze aan de ondergrond of het plafond
vastgeschroefd kan worden.
Voetplaat lostrekken, hierbij aan het begin ste-
viger aan één zijde trekken.
Voetplaat gelijkmatig lostrekken.
Voetplaat aan de ondergrond vastschroeven.
Apparaat niet aan verticale vlakken (wan-
den, etc.) aanbrengen, omdat anders de
koelcapaciteit nadelig wordt beïnvloed.
Werklamp opzetten.
9
Opstellen met statief [5]
Het apparaat alleen met een Festool-statief
ST DUO 200 gebruiken. De totale hoogte van
het statief mag 2,0 m niet overschrijden. Ge-
bruiksaanwijzing van het statief in acht ne-
men.
Statief tot aan de aanslag uitklappen [5].
Werklamp opzetten.
Opgezette werklamp draaien tot deze vastklikt.
10
Ophangen
10.1
Aan wand [6]
Apparaat aan de achterkant aan de daarvoor be-
doelde wandhaak [2-1] ophangen. Wandhaak op
een spijker- of schroefkop plaatsen die in de wand
is aangebracht.
10.2
Aan kabel [7]
Het apparaat kan door middel van de geleidings-
groef [7-1] in het midden van het handvat aan een
kabel worden opgehangen.
DUO
NL
21