In- en uitschakelen
Bij het inschakelen van het meetgereed-
schap klinkt een luid geluidssignaal. Houd
daarom het meetgereedschap bij het inscha-
kelen uit de buurt van het oor en van andere
personen. Het luide geluid kan het gehoor
beschadigen.
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, drukt u
op de aan/uit-toets 4.
Na het inschakelen van het meetgereedschap is altijd
de meetnauwkeurigheid „middel" ingesteld.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt
u op de aan/uit-toets 4.
Als er ca. 5–8 minuten geen toets op het meetge-
reedschap wordt ingedrukt en het ontvangstveld 3
5–8 minuten lang niet door een laserstraal wordt
bereikt, wordt het meetgereedschap automatisch uit-
geschakeld om de batterijen te ontzien.
Richtingindicaties
Het display 1 heeft 7 gescheiden ontvangstkanalen
die de positie van de ontvanger ten opzichte van het
laserniveau aangeven. Hoe dichter de laserstraal bij
de middenmarkering 12 van de ontvanger komt, hoe
meer staafjes er in de richtingindicatie 8 resp. 9 wor-
den aangegeven. (zie afbeelding B)
Richt het ontvangstveld 3 op de lijnlaser.
Beweeg de ontvanger langzaam omhoog of omlaag
tot de richtingindicaties 8 en 9 op het display 1 ver-
schijnen en/of een geluidssignaal te horen is. Kies de
gevoeligheid met de toets 5 afhankelijk van de wer-
komstandigheden en de gewenste nauwkeurigheid.
Beweeg de ontvanger omhoog als de richtingindicatie
9 wordt aangegeven (als de luidspreker ingeschakeld
is, klinkt een kort geluidssignaal). Beweeg de ontvan-
ger omlaag als de richtingindicatie 8 wordt aangege-
ven (als de luidspreker ingeschakeld is, klinkt een lang
geluidssignaal). Als het midden van het ontvangstveld
3 wordt bereikt, wordt de middenmarkering 12 in het
display 1 aangegeven en klinkt een continu geluid.
Geheugenfunctie
De laatste positie van de laserstraal wordt opgesla-
gen indien de laserstraal het ontvangstbereik verlaat.
Elektronisch filter
Het elektronische filter beschermt het meetgereed-
schap tegen fel zonlicht en elektromagnetische storin-
gen.
1 609 929 T59 • 28.1.09
Onderhoud en service
Onderhoud en reiniging
Houd het meetgereedschap altijd schoon.
Dompel het meetgereedschap niet in water of andere
vloeistoffen.
Verwijder vuil met een droge, zachte doek. Gebruik
geen reinigings- of oplosmiddelen.
Mocht het meetgereedschap ondanks zorgvuldige
fabricage- en testmethoden toch defect raken, dient
de reparatie te worden uitgevoerd door een erkende
klantenservice voor Bosch elektrische gereedschap-
pen.
Klantenservice en advies
Nederland
Tel.: +31 (076) 579 54 54
Fax: +31 (076) 579 54 94
E-mail: gereedschappen@nl.bosch.com
België en Luxemburg
Tel.: +32 (070) 22 55 65
Fax: +32 (070) 22 55 75
E-mail: outillage.gereedschap@be.bosch.com
Afvalverwijdering
Meetgereedschappen, toebehoren en verpakkingen
dienen op een voor het milieu verantwoorde manier te
worden hergebruikt.
Alleen voor landen van de EU:
Gooi meetgereedschappen niet bij het
huisvuil.
Volgens
2002/96/EG over elektrische en elek-
tronische oude apparaten en de
omzetting van de richtlijn in nationaal
recht moeten niet meer bruikbare meetgereedschap-
pen apart worden ingezameld en op een voor het
milieu verantwoorde wijze worden hergebruikt.
Accu's en batterijen:
Gooi accu's of batterijen niet bij het huisvuil en even-
min in het vuur of het water. Accu's en batterijen moe-
ten worden ingezameld, gerecycled of op een voor het
milieu verantwoorde wijze worden afgevoerd.
Alleen voor landen van de EU:
Volgens richtlijn 91/157/EEG moeten defecte of ver-
sleten accu's en batterijen worden gerecycled.
Wijzigingen voorbehouden.
de
Europese
richtlijn
Nederlands | 21