eventueel op het gazon achtergebleven grassprieten
opruimen.
De motor moet altijd op het hoogste toerental draaien
voor het beste maairesultaat en om zo effectief mogelijk
te maaien. Maak de onderkant van het maaidek schoon.
Zorg dat de onderkant van het maaidek na elk gebruik
wordt schoongemaakt om ophoping van grasresten te
voorkomen waardoor een goed mulchresultaat wordt
gehinderd. Bladeren maaien. Het maaien van bladeren
kan uw gazon ten goede komen. Als u bladeren gaat
maaien, moet u zorgen dat ze droog zijn en niet in een
dikke laag op het gazon liggen. Wacht niet tot alle
bladeren van de bomen zijn gevallen voordat u gaat
maaien.
WAARSCHUWING: Schakel de motor uit na het
raken van een vreemd voorwerp. Maak de bougiekabel
los, controleer de grasmaaier grondig op beschadigingen
en herstel de beschadiging voordat u de grasmaaier
opnieuw gaat starten en gebruiken. Buitensporige
trillingen in de grasmaaier kunnen op een beschadiging
duiden. De grasmaaier moet onmiddellijk worden
nagekeken en gerepareerd.
8-7 GRASOPVANGZAK
Maak de grasopvangzak leeg en schoon en zorg dat door
het gaaswerk lucht kan passeren. (zie afb. 23)
8-8 MAAIDEK
De onderkant van het maaidek moet na elk gebruik
worden schoongemaakt om ophoping van grasresten,
bladeren, vuil of anders te voorkomen. Als dit vuil kan
ophopen, krijgen roest en corrosie vrij baan en zal goed
mulchen niet mogelijk zijn. Het maaidek kan
schoongemaakt worden door de grasmaaier te kantelen
en schoon te schrapen met een toepasselijk gereedschap
(zorg dat de bougiekabel is losgemaakt).
8-9 MAAIHOOGTEREGELING
LET OP: Verander in geen geval een instelling
aan de grasmaaier zonder eerst de motor uit te schakelen
en de bougiekabel los te maken.
LET OP: Voordat u de maaihoogte verandert
moet u eerst de motor uitschakelen en de bougiekabel
losmaken.
Uw grasmaaier heeft een centrale maaihoogteregeling
met 5 hoogtestanden. (25 mm – 70 mm)
1. Schakel de grasmaaier uit en maak de bougiekabel
los voordat u de maaihoogte verandert.
2. De centrale maaihoogteregeling heeft 5 verschillende
hoogtestanden. (zie afb. 24)
3. De maaihoogte verandert u door de regelhefboom
naar het wiel te duwen en omhoog of omlaag te
verplaatsen naar de gewenste maaihoogtestand. Alle
wielen staan ingesteld op dezelfde maaihoogte.
54
9. ONDERHOUD
BOUGIE
Gebruik voor vervanging alleen originele bougies. Het
beste is om de bougie na 100 gebruiksuren te vervangen
(raadpleeg de GEBRUIKSAANWIJZING VOOR DE
MOTOR).
REMSCHOENEN
Laat de motorremschoenen regelmatig door een
onderhoudsdienst controleren en/of vervangen; ter
vervanging kunnen alleen originele onderdelen worden
gebruikt.
10. SMERING
LET OP: MAAK DE BOUGIEKABEL LOS
VOORDAT U ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN GAAT
UITVOEREN.
1. WIELEN - Smeer de kogellagers in elk wiel minstens
een keer per seizoen met lichte olie.
2. MOTOR - Volg de aanwijzingen voor het smeren in de
gebruiksaanwijzing voor de motor op.
3. STOPHANDGREEP - Smeer de draaipunten van de
stophandgreep en de stopkabel minstens een keer
per seizoen met lichte olie. De stophandgreep moet
ongehinderd heen en weer kunnen bewegen.
11. SCHOONMAKEN
LET OP: Spuit geen water op de motor. Water
kan schade toebrengen aan de motor en het
brandstofsysteem verontreinigen.
1. Veeg het maaidek schoon met een droge doek.
2. Spuit de onderkant van het maaidek schoon nadat de
grasmaaier zodanig is gekanteld dat de bougie naar
boven is gericht.
11-1 MOTORLUCHTFILTER
LET OP: Zorg dat vuil of stof het schuimrubberen
filterelement niet kan verstoppen.
Het motorluchtfilterelement moet worden onderhouden
(schoongemaakt) na 25 uur normaal maaien. Het
schuimrubberen filterelement moet regelmatig
schoongemaakt worden wanneer de grasmaaier onder
droge en stoffige omstandigheden wordt gebruikt
(raadpleeg de GEBRUIKSAANWIJZING VOOR DE
MOTOR).
LUCHTFILTER SCHOONMAKEN (zie
afb. 25)
1. Verwijder de schroef.
2. Verwijder de beschermkap.
3. Was het filterelement met water en zeep. GEBRUIK
GEEN BENZINE!
4. Droog het element in de open lucht.