persluchtslang aanwezige perslucht plotseling
ontsnapt. Houd daarom het los te maken
uiteinde van de persluchtslang vast.
– Controleer of alle schroefverbindingen altijd
stevig zijn vastgedraaid.
– Voer nooit zelf reparaties uit aan het apparaat!
Alleen gekwalificeerd personeel mag reparaties
aan compressoren, drukvaten en pneumatische
apparaten uitvoeren.
4.2 Gevaar door oliehoudende
perslucht! (Basic 250-24 W,
Basic 250-50 W)
– Gebruik oliehoudende perslucht uitsluitend voor
pneumatisch gereedschap, dat geschikt is voor
oliehoudende perslucht.
– Gebruik een persluchtslang voor oliehoudende
perslucht niet voor pneumatisch gereedschap,
dat niet geschikt is voor oliehoudende perslucht.
– Vul autobanden enz. niet met oliehoudende
perslucht.
– Door de dienovereenkomstige filter kunnen
oliedeeltjes uit de perslucht worden verwijderd.
Zo kan een door olie gesmeerde compressor
ook worden gebruikt voor
persluchtgereedschap, dat een olievrije
perslucht behoeft.
4.3 Gevaar voor brandwonden aan de
oppervlakken van de
persluchtvoerende onderdelen!
– Laat het apparaat voor
onderhoudswerkzaamheden afkoelen.
4.4 Gevaar voor verwondingen en
kneuzingen aan bewegende delen!
– Neem het apparaat nooit in gebruik zonder
gemonteerde veiligheidsvoorziening.
– Houd er rekening mee, dat het apparaat na het
bereiken van de minimale druk automatisch
start! – Controleer of het apparaat gescheiden is
van het stroomnet alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
– Controleer dat zich tijdens het inschakelen
(bijvoorbeeld na onderhoudswerkzaamheden)
geen montagegereedschap of losse onderdelen
meer in het apparaat bevinden.
4.5 Gevaar door onvoldoende
persoonlijke
beschermingsmiddelen!
– Draag gehoorbescherming.
– Draag een veiligheidsbril.
– Draag tijdens stofgenererende werkzaamheden
of als voor de gezondheid gevaarlijke gassen,
nevel of damp ontstaat een adembescherming.
– Draag geschikte werkkleding.
– Draag slipvast schoeisel.
4.6 Gevaar door gebreken aan het
apparaat!
– Zorg dat het elektrisch apparaat evenals de
toebehoren goed onderhouden worden. Neem
hierbij de onderhoudsvoorschriften in acht.
– Controleer het apparaat voor iedere
ingebruikname op eventuele beschadigingen:
Voor het verdere gebruik van het gereedschap
moeten veiligheidsuitrustingen,
veiligheidsvoorzieningen of licht beschadigde
onderdelen zorgvuldig worden onderzocht op
optimaal en correct functioneren. Een
beschadigd apparaat mag pas weer worden
gebruikt nadat het deskundig is gerepareerd.
– Controleer of de scharnierende onderdelen
correct functioneren en niet klemmen. Alle
onderdelen dienen juist gemonteerd te zijn en te
voldoen aan alle voorwaarden om een goede
werking van het elektrisch apparaat te
garanderen.
– Laat beschadigde beveiligingen of onderdelen
deskundig en door een gekwalificeerde vakman
herstellen of vervangen.
4.7 Overige veiligheidsinstructies
– Neem de bijzondere veiligheidsinstructies in de
betreffende hoofdstukken in acht.
– Neem eventueel de speciale richtlijnen- of
ongevalpreventievoorschriften voor de omgang
met compressoren en pneumatisch
gereedschap van de beroepsvereniging in acht.
– Neem de wettelijke voorschriften voor het
gebruik van te controleren installaties in acht.
– Houd er tijdens gebruik en opslag van het
apparaat rekening mee, dat vrijkomend
condensaat en andere hulpstoffen de omgeving
kunnen verontreinigen en schade aan het milieu
kunnen veroorzaken.
– Houd rekening met omgevingsinvloeden.
4.8 Symbolen op het apparaat
(afhankelijk van het model)
Lees de gebruikershandleiding.
Waarschuwing voor persoonlijk letsel
door het aanraken van hete onderdelen.
Veiligheidsbril dragen.
Draag gehoorbescherming.
Waarschuwing voor de automatische
start.
Waarschuwing voor gevaarlijke
elektrische spanning.
Gewaarborgde geluidsvermogensniveau.
4.9 Veiligheidsvoorzieningen
Veiligheidsventiel
Het veerbelaste veiligheidsventiel (4) wordt
geactiveert, indien de toegestane maximale druk
wordt overschreden.
5. Overzicht
Zie pagina 2.
1 Compressor
2 Drukreservoir
3 Condensventiel
4 Veiligheidsventiel
5 Perslucht aansluiting (snelkoppeling),
geregelde perslucht
6 Manometer regeldruk
7 Drukregelaar
8 Manometer keteldruk
9 Aan-/uit-schakelaar
10 Motorbeveiligingsschakelaar *
11 Luchtfilter / luchtfilterbehuizing
12 Olie-afsluitdop *
13 Oliekijkglas *
14 Olieaftapplug *
15 Transportgreep *
* afhankelijk van model / uitvoering
6. Ingebruikname
6.1 Montage (afhankelijk van het model)
1. Monteer de wielen zoals aangegeven (zie afb.
A, pagina 3).
2. Monteer de rubberen voetjes zoals
aangegeven (zie afb. B, pagina 3).
3. Schroef de meegeleverde luchtfilter (11) op de
luchtinlaat (zie afb. C, pagina 3).
6.2 Condensventiel controleren
Controleer of het condensventiel (3) gesloten is.
6.3 Olie bijvullen (Basic 250-24 W,
Basic 250-50 W)
Oliekwaliteit en -hoeveelheid (circa-opgaaf) zie
hoofdstuk 12. Technische gegevens.
1. Olie-afsluitdop (12) eraf draaien.
2. Olie tot het midden van het oliekijkglas (13) of
de markering vullen.
3. Olie-afsluitdop (12) weer erop draaien.
6.4 Opstelling
De plaats waar het apparaat wordt neergezet
moet voldoen aan de volgende eisen:
– Droog, vorsvrij
– Stevige, horizontale en vlakke ondergrond
Gevaar!
Door foutieve installatie kunnen ernstige
ongelukken ontstaan.
– Beveilig het apparaat tegen wegrollen, kantelen
en glijden.
– Veiligheidsvoorzieningen en
bedieningselementen moeten vrij toegankelijk
zijn.
– (Basic 250-24 W, Basic 250-50 W) Apparaat
niet op de zijkant plaatsen. Er kan olie uit het
apparaat lekken!
6.5 Transport
– (Basic 250-24 W, Basic 250-50 W) Apparaat
niet op de zijkant plaatsen. Er kan olie uit het
apparaat lekken!
– Trek het apparaat niet aan de slang of het
netsnoer. Apparaat met behulp van de
transportgreep (15) transporteren.
7. Bediening
7.1 Netaansluiting
Gevaar! Elektrische spanning.
Gebruik het apparaat uitsluitend in een droge
omgeving.
Gebruik het apparaat alleen aan een stroombron,
die voldoet aan de volgende eisen: Stopcontact
moet volgens de voorschriften geïnstalleerd,
geaard en getest zijn; Beveiliging conform de
technische gegevens.
Het snoer moet zo gelegd worden dat het de
werkzaamheden niet kan bemoeilijken en dat het
snoer niet beschadigd kan raken.
Controleer iedere keer of het apparaat is
uitgeschakeld, voordat u de netstekker in het
stopcontact steekt.
Het snoer moet beschermd worden tegen hitte,
bijtende vloeistoffen en scherpe randen.
Gebruik uitsluitend verlengsnoeren met
voldoende doorsnede (zie hoofdstuk
12. Technische gegevens).
Gebruik verlengsnoeren voor gebruik buitenshuis.
Gebruik in de open lucht alleen hiervoor
toegelaten en overeenkomstig gekenmerkte
verlengsnoeren.
Schakel de compressor niet uit door aan de
netstekker te trekken, maar met behulp van de
aan-/uit-schakelaar.
Schakel altijd een aardlekschakelaar (RCD) met
een max. aanspreekstroom van 30 mA voor de
machine.
7.2 Perslucht genereren
1. Apparaat met behulp van de aan-/uit-
schakelaar (9) inschakelen en afwachten,
totdat de maximale keteldruk wordt bereikt
(compressor wordt uitgeschakeld). De
keteldruk wordt weergegeven op de keteldruk-
manometer (8).
Regeldruk via de drukregelaar (7) instellen. De
actuele regeldruk wordt weergegeven op de
regeldruk-manometer (6).
Attentie!
De ingestelde regeldruk mag niet hoger zijn dan
de maximale werkdruk van de aangesloten
pneumatische gereedschappen!
2. Persluchtslang aan de persluchtaansluiting (5)
aansluiten.
3. Pneumatisch gereedschap aansluiten. Nu
kunt u met het pneumatisch gereedschap
werken.
4. Schakel het apparaat uit, als u niet direct
verder wilt werken. Trek vervolgens de
netstekker uit het stopcontact.
NEDERLANDS nl
17