5.
Bediening
5.1 Aanzetten
Druk op de ON/ZERO knop wanneer de weegschaal is ontladen.
Er klinkt een akoestisch signaal en de firmwareversie wordt weergegeven. Wanneer de ZERO-indicator
oplicht, is de weegschaal klaar voor gebruik.
5.2 Taring
Plaats een lege container op het platform en druk op de TARE-knop. Het display keert terug naar nul en
zet het gewicht van de container op nul. De ZERO-indicator gaat uit en de TARE-indicator licht op.
Plaats het te wegen materiaal of voorwerp in de container. Het nettogewicht wordt weergegeven.
Om de tarra-modus te verlaten, verwijdert u al het gewicht van de weegschaal. Er verschijnt een
negatief gewicht op het display. Druk op de TARE-toets om het display op nul te zetten en het
containergewicht te wissen.
De TARE-indicator gaat uit en de ZERO-indicator licht op. Als de ZERO-indicator niet brandt, drukt u op
de ON/ZERO-toets om de weegschaal op nul te stellen.
5.3 Weging
Plaats het gewicht zo centraal mogelijk op de weegschaal. Het display geeft de gewichtswaarde weer.
5.4 Controleweging (gegevensvergelijking)
Met de controleweeg- of gegevensvergelijkingsfunctie kan de gebruiker controleren of de gewogen
waarde binnen een vooraf ingesteld bereik ligt of dat deze te hoog of te laag is.
In de normale weegmodus houdt u de toets SET/0~9 ongeveer 3 seconden ingedrukt om de instel-
f
modus te openen.
Druk op de toets SET/0~9 en laat deze los om door de parameters te bladeren tot „rAngE" wordt
f
weergegeven. Druk op de TARE-toets om te bevestigen.
Druk op de toets SET/0~9 tot „on" wordt weergegeven. Druk op de TARE-toets om te bevestigen.
f
Voer de ondergrens van het controleweegbereik in door het knipperende cijfer te verhogen met de
SET/0~9 toets, druk vervolgens op de TARE toets om een cijfer op te slaan en naar de volgende positie
te gaan.
53