Juist
Fout
Gebruik het kinderzitje NIET
autostoel met een actieve airbag.
Gebruik deze plaats alleen als ze is uitgerust
met een ISOFIX en driepuntsgordel.
6.
Pas de hoofdsteun van de autostoel waarin het kinderzitje wordt bevestigd aan, of verwijder
deze.
7.
De hoofdsteun van de autostoel voor het kinderzitje moet in de laagste positie worden gezet.
WAARSCHUWINGEN VEILIGHEIDSGORDELS
1.
PAS OP: Het is belangrijk dat het kind de veiligheidsgordel correct draagt. Als de
veiligheidsgordel is vastgemaakt, moet de heupgordel laag op de heupen zitten en net de
dijen raken. De schoudergordel moet over het midden van de schouder zitten. Als het kind
naar voren leunt of de gordel achter de rug beweegt of onder de arm plaatst, dan houdt de
gordel het kind niet tegen zoals bedoeld.
2.
Als de veiligheidsgordels niet correct worden geplaatst en bevestigd, dan zal het kinderzitje
het kind mogelijk niet beschermen bij een aanrijding.
3.
Zorg ervoor dat het kinderzitje de ontgrendelingsknop van de veiligheidsgordel NIET
raakt. Door toevallig contact kan de veiligheidsgordel losraken. Draai indien nodig de
ontgrendelingsknop van de veiligheidsgordel weg van het kinderzitje of zet het kinderzitje
op een andere plaats.
4.
Een veiligheidsgordel die niet correct is bevestigd rond het kind kan ertoe leiden dat het kind
tegen het interieur van het voertuig botst bij een aanrijding of plots remmen. Dit kan ernstig
letsel of de dood tot gevolg hebben.
5.
Trek de veiligheidsgordel
Gebruik
NOOIT een veiligheidsgordel die gedraaid zit!
6.
Gebruik dit kinderzitje NOOIT in combinatie met enkel een heupgordel. Gebruik ALTIJD
veiligheidsgordels die een heup- en schoudergedeelte hebben.
7.
Een strak zittende veiligheidsgordel mag geen speling laten. Deze ligt in een relatief rechte
lijn zonder slap te hangen. Deze mag niet in de huid van het kind snijden of het lichaam van
het kind in een onnatuurlijke positie duwen.
8.
De schoudergordel MOET op de juiste manier worden geplaatst.
9.
De schoudergordel MAG NIET over de hals van het kind lopen of van de schouders van
het kind vallen. Als u de schoudergordel niet goed kunt bevestigen halverwege tussen
de schouders en hals van het kind EN op of boven de schouder, probeer dan een andere
zitplaats of gebruik het kinderzitje niet.
10.
Gebruik NOOIT kleding of dekens die verhinderen dat de veiligheidsgordels juist kunnen
worden vastgemaakt. Een niet-vastgemaakt of niet goed vastgemaakt kind kan tijdens een
aanrijding uit het kinderzitje worden geslingerd. Leg eventuele dekens over het kind NADAT
de veiligheidsgordels correct zijn vastgemaakt.
11.
Bij gebruik in de categorie "universeel" (groep III): Dit kinderbeveiligingssysteem (hierna
"kinderzitje" genoemd) is geschikt voor driepuntsgordels met een oprolmechanisme
dat voldoet aan ECE R16. Het is niet geschikt voor modellen die alleen beschikken over
tweepuntsgordels.
A
Veiligheidsgordel voertuig — schoudergordel
B
Veiligheidsgordel voertuig — heupgordel
12.
Gebruik NOOIT beschadigde of gerafelde veiligheidsgordels.
op een
ALTIJD strak aan om te controleren of deze niet gedraaid zit.
NL
9