WAARSCHUWING: Beperk het risico van ernstig
persoonlijk letsel, let erop dat de schroef waarmee de
riemhaak vastzit goed is bevestigd.
BELanGRIJk: Gebruik voor het bevestigen of vervangen van de
riemhaak of de bithouder alleen de bijgeleverde schroef
erop dat de schroef stevig is vastgedraaid.
Voor links- of een rechtshandig gebruik kunnen de riemhaak
11
en de bithouder
13
met de bijgeleverde schroef
weerszijden van het gereedschap worden bevestigd. Als u de
haak of de bithouder niet wilt gebruiken, kunt u deze van het
gereedschap afhalen.
U kunt de riemhaak of de bithouder verplaatsen door de schroef
die de riemhaak op z'n plaats houdt, te verwijderen en aan
12
andere zijde weer te monteren. Let erop dat de schroef stevig
is vastgedraaid.
BEDIENING
Istructies voor gebruik
WAARSCHUWING: Houd u altijd aan de
veiligheidsinstructies en van toepassing
zijnde voorschriften.
WAARSCHUWING: Om het gevaar op ernstig
persoonlijk letsel te verminderen, zet u het
gereedschap uit en ontkoppelt u de accu, voordat
u enige aanpassing maakt of hulpstukken of
accessoires verwijdert/installeert. Het onbedoeld
opstarten kan letsel veroorzaken.
Juiste positie van de handen (Afb. I)
WAARSCHUWING: Om het risico op ernstig persoonlijk
letsel te verminderen, dient u ALTIJD de handen in de
juiste positie te hebben, zoals afgebeeld in Afb. I.
WAARSCHUWING: Om het risico op ernstig persoonlijk
letsel te verminderen, houdt u het ALTIJD stevig vast,
anticiperend op een plotseling reactie.
De juiste positie van de handen betekent één hand aan de
hoofdgreep
14
, terwijl u met de andere hand de zijhandgreep
vasthoudt.
8
Boren (Afb. C)
WAARSCHUWING: Om het risico op ernstig letsel te
verkleinen, dient u het gereedschap uit te schakelen en van
het stopcontact te ontkoppelen voordat u hulpstukken of
accessoires verwijdert of plaatst.
WAARSCHUWING: Om het risico op letsel te
verkleinen, dient u ALTIJD ervoor te zorgen dat het
werkstuk verankerd is of goed is vastgezet. Als u door dun
materiaal boort, gebruikt u een houten "reserveblokkering"
om schade aan het materiaal te voorkomen.
1. Kies het gewenste snelheid/torsie bereik met de
versnellingswisselaar zodat de snelheid en torsie aan de
geplande actie voldoen. Stel de kraag modusbeheer op het
boorpictogram in.
2. Voor HOUT gebruikt u spiraalboren, steekboren, grondboren
of zaagboren. Voor METAAL gebruikt u hoge snelheid
spiraalboren of zaagboren. Gebruik een smeermiddel als
u metaal boort. De uitzonderingen hierop zijn gietijzer en
koper, die droog dienen te worden geboord.
3. Oefen altijd druk uit in een rechte lijn met de boor.
. Let
Gebruik voldoende druk om de boor verder te laten boren,
12
maar druk niet zo hard dat de motor vastloopt of de
boor doorbuigt.
12
aan
4. Houd het gereedschap stevig met beide handen vast om
het wegdraaien van de boor te voorkomen.
5. aLs DE BOOR VasTLOOPT komt dit meestal omdat hij
overbelast wordt. LaaT DE TREkkER OnMIDDELLIJk LOs,
verwijder de boor uit het werkstuk en stel de reden van
het vastlopen vast. kLIk DE TREkkER nIET UIT En aan
In EEn POGInG OM EEn VasTGELOPEn BOOR OP TE
sTaRTEn – DIT kan DE BOOR BEscHaDIGEn.
6. Houd de motor draaiende als u de boor uit een geboord gat
trekt. Dit helpt vastzitten te voorkomen.
Bediening schroevendraaien (Afb. D)
1. Kies het gewenste snelheid/torsie bereik met behulp van de
versnellingschakelaar drie snelheden
van het gereedschap om de gewenste snelheid en torsie
voor de gewenste toepassing te verkrijgen. Stel de stelring
torsieaanpassing
te zorgen dat de bevestiging naar uw specificaties kan
worden ingesteld.
OPMERkInG: Gebruik de laagste torsie-instelling die vereist
is om de bevestiging bij de gewenste diepte te plaatsen.
Hoe lager het getal, des te lager de torsie-uitgang.
2. Draai de kraag modusbeheer
op één lijn met de pijl staat.
3. Stel de stelring torsieaanpassing
getalsinstelling voor de gewenste torsie. Voer een paar tests
uit in afval of onzichtbare gebieden om de juiste positie van
de stelring torsieaanpassing te bepalen.
OPMERkInG: De stelring torsieaanpassing kan te allen tijde op
ieder getal worden ingesteld. De stelring torsieaanpassing werkt
echter alleen tijdens de modus schroevendraaien en niet in de
modi boren en klopboren.
Bediening klopboren (Afb. E)
1. Kies het gewenste snelheid/torsie bereik met de
versnellingswisselaar zodat de snelheid en torsie aan de
geplande actie voldoen. Stel de kraag modusbeheer
het klopboorpictogram in.
2. Oefen bij het boren precies voldoende kracht op de
klopboor uit om te voorkomen dat hij excessief heen en
weer trilt. Teveel druk zorgt voor lagere boorsnelheden,
oververhitting en een lagere boorratio.
3. Boor recht, houd het boorstuk in een rechte hoek ten
opzichte van het werkstuk. Oefen geen zijdelingse druk
op het boorstuk uit tijdens het boren, omdat dit ervoor
zorgt dat de boor vastloopt en een lagere boorsnelheid
wordt verkregen.
4. Als u diepe gaten boort en de klopboorsnelheid
afneemt, haalt u de boor gedeeltelijk uit het gat terwijl
nEDERLanDs
7
aan de bovenkant
eerst op een lagere stand in om ervoor
5
6
zodat het schroefpictogram
opnieuw in op de juiste
5
op
6
83