Steek de aangesloten straalpijp zonder
sproeier in de tank.
Motor overeenkomstig de gebruiksaan-
wijzing van de motorfabrikant starten.
Open het handspuitpistool en sluit het
tijdens het ontkalken niet.
Temperatuurregelaar instellen op ar-
beidstemperatuur van 40 °C.
Apparaat laten draaien tot de arbeids-
temperatuur bereikt is.
Zet het apparaat uit en laat het 20 minu-
ten staan. Het handspuitpistool moet
geopend blijven.
Pomp het apparaat tenslotte leeg.
Tip: Wij raden aan ter bescherming tegen
corrosie en voor de neutralisering van de
zuurresten aansluitend een alkalische op-
lossing (bijv. RM 81) via het reinigingsmid-
delreservoir door het apparaat te pompen.
Hulp bij storingen
Gevaar
Verwondingsgevaar door onbedoeld star-
ten van het apparaat. Vóór werkzaamhe-
den aan het apparaat moet de
brandstoftoevoer onderbroken worden.
Verbrandingsgevaar! Hete geluiddempers,
cilinders of koelribben niet aanraken.
Controlelampje brandstof licht op
Brandstofreservoir leeg
–
Bijvullen.
Controlelampje
Onthardingsvloeistof leeg knippert
Vloeibare ontharder is leeg, om techni-
–
sche redenen blijft altijd een rest in het
reservoir achter.
Bijvullen.
Elektroden in het reservoir vervuild
–
Elektroden reinigen.
All manuals and user guides at all-guides.com
NL
Motor draait niet
Instructies in de gebruiksaanwijzing van de
motorfabrikant in acht nemen!
Brandstoftank leeg.
–
Bijvullen.
Geen olie in de motor.
–
Oliepeil van de motor controleren.
Olie bijvullen.
Apparaat bouwt geen druk meer op
Sproeier is ingesteld op „CHEM"
–
Sproeier op „Hogedruk" stellen.
Sproeier verstopt/geërodeerd
–
Sproeier reinigen/vervangen.
Zeef in de wateraansluiting vervuild.
–
Zeef reinigen.
Zeef voor watertekortbeveiliging ver-
–
ontreinigd.
Zeef reinigen.
Watertoevoerhoeveelheid te laag
–
Watertoevoerhoeveelheid controleren
(zie Technische gegevens).
Reinigingsmiddeltank is leeg.
–
Reinigingsmiddelreservoir navullen of
doseerventiel op „0" stellen.
Doseerventiel reinigingsmiddel ondicht.
–
Doseerventiel controleren.
Veiligheidsklep versteld.
–
Veiligheidsklep instellen (klanten-
dienst).
Veiligheidsventiel lekt.
–
Veiligheidsklep resp. afdichting vervan-
gen (klantendienst).
Overstroomventiel defect
–
Overstroomventiel vervangen (klanten-
dienst).
Lucht in het systeem
–
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op
„0" stellen.
Watertoevoer openen.
Motor overeenkomstig de gebruiksaan-
wijzing van de motorfabrikant starten.
– 10
63