A - Seriële aansluiting (spanning accumuleert)
B - Parallelle verbinding (stroom accumuleert)
Het maximale aantal fotovoltaïsche modules dat in serie kan worden geschakeld,
moet worden berekend in overeenstemming met de geldende voorschriften,
zodat de maximaal aangegeven spanning van de fotovoltaïsche module en alle
andere gelijkstroom elektrische componenten niet wordt overschreden in
open circuit bedrijf op de laagste temperatuur verwacht op de locatie van het
fotovoltaïsche systeem.
Een overstroombeveiliging moet worden gebruikt wanneer de tegenstroom
de nominale waarde van de maximale veiligheid van de module zou kunnen
overschrijden. Een overstroombeveiliging en een antireflectiediodemodule zijn
vereist voor elke serieserie als er meer dan twee series parallel zijn geschakeld
en de omgekeerde polariteit is verboden.
Bekabeling
PNI fotovoltaïsche modules zijn uitgerust met twee uitgangskabels, bestand
tegen zonlicht, uitgerust met connectoren aan de uiteinden.
De positieve (+) pool heeft een moederconnector, terwijl de negatieve (-)
pool een mannelijke connector heeft. De modulebedrading is bedoeld voor
seriële verbindingen, maar kan ook worden gebruikt om elektrische apparaten
van derden aan te sluiten, die mogelijk alternatieve bedradingsconfiguraties
hebben, zolang de instructies van de fabrikant worden gevolgd.
Gebruik kabels met een geschikte doorsnede die de maximale kortsluitstroom
van de fotovoltaïsche module ondersteunt. PNI raadt installateurs aan om
alleen zonlichtbestendige kabels voor fotovoltaïsche systemen te gebruiken.
De minimale schroefdraadmaat moet 4 mm2 zijn. Kabeltemperatuurbereik:
-40 ° C ~ + 90 ° C.
De kabels moeten aan de montagestructuur worden bevestigd om mechanische
schade aan de kabel of module te voorkomen. Buig de kabels niet tot een
buigradius van minder dan 40 mm. Gebruik voor de bevestiging geschikte
middelen, zoals zonlichtbestendige kragen en kabelklemmen die speciaal zijn
ontworpen om aan de fotovoltaïsche module te worden bevestigd.
171
Gebruikershandleiding