5. Instellen van de stroom
Gebruik de pijltjestoetsen (omhoog en omlaag) om de
hoeveelheid stroom in milliampère (mA) in te stellen.
Er zijn 7 stroomniveaus waaruit de gebruiker kan kiezen:
5, 25, 50, 100, 200 en 400 mA.
Figuur 13: geselecteerde stroom
Wanneer er een stroomniveau werd gekozen, zal de zender
de spanning aanpassen om te trachten de geselecteerde
stroom te produceren en hem vast te zetten. Als de zender de
geselecteerde stroom niet kan genereren, stelt hij zich in op het
volgende niveau.
De maximale stroomuitgang van de zender hangt af
van de hoeveelheid weerstand in de kring. Wanneer de
zender de hoogst mogelijke stroom in de interne en externe
omstandigheden afgeeft, zal er MAX worden weergegeven
in plaats van het getal van de stroomsterkte.
Figuur 14: maximale stroom
MAX verschijnt ook wanneer de krachtafgifte van de zender
de toelaatbare grens heeft bereikt. (Zie FCC-limieten in het
hoofdstuk "Nuttige informatie" op pagina 62.)
Wanneer de stroom daalt tot onder 5 mA, verschijnt er " LO" in
plaats van een getal.
Figuur 15: zwakke stroom
W AARSCHUWING: Als de zender zwakke of geen stroom
weergeeft, is het mogelijk dat het signaal te zwak is om te
worden gedetecteerd door de ontvanger en dus ongeschikt
is voor opsporing.
6. Controleer de ontvanger
Stel op de ontvanger dezelfde frequentie in als op de
zender. Vergewis u ervan dat de ontvanger de uitgezonden
frequentie ontvangt door hem vlakbij de zender te houden
en de toename in het ontvangersignaal te observeren.
Nuttige bedieningstips
• Verwijder vuil, verf en roest alvorens een aansluiting
te maken op de doelgeleider of de aardingspin, om de
weerstand in de kring zoveel mogelijk te verlagen.
• Vochtige aarde is een betere geleider dan droge aarde.
Het natmaken van de aarde kan een kring in droge aarde
verbeteren.
• De kabels van de zender kunnen als antennes fungeren
en een sterk signaal uitzenden. Wanneer u in de buurt van
de zender moet lokaliseren, houd de kabels dan zo kort
mogelijk door de overtollige lengte op te bergen in de
zijvakken van de zender. Dat vermindert de hoeveelheid
interferentiesignalen van de kabels.
• Het is gewoonlijk het best om te beginnen met de
laagste frequentie en de laagste hoeveelheid stroom
die nodig is om de leiding doeltreffend te bekrachtigen.
Lagere frequenties reiken verder. Hogere frequenties
maken het gewoonlijk gemakkelijker om een leiding te
bekrachtigen, maar ze reiken niet zo ver en koppelen veel
gemakkelijker op andere leidingen. Dat kan het signaal
vervormen en de nauwkeurigheid doen afnemen.
GEVAAR!
ALVORENS HET INSTRUMENT IN TE SCHAKELEN OM
SCHOKKEN TE VOORKOMEN. SCHAKEL HET INSTUMENT
ALTIJD EERST UIT ALVORENS DE KABELS LOS TE
KOPPELEN.
Ridge Tool Company
SeekTech
ST-510
®
VERBIND
DE
KABELS
Tools For The Professional
TM
ALTIJD
EERST