Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling
1
Reinigen
Maak het waterreservoir, de zetkop, de filterhouder en de thermoskan schoon met drinkwater.
Zorg ervoor dat de spanning van uw stopcontact overeenkomt met de spanning van het koffie-
zetapparaat (zie typeplaatje aan de onderkant van de machine). Sluit het koffiezetapparaat
aan op het stopcontact.
Vul het reservoir met vers drinkwater tot aan de MAX-markering. Plaats de lege thermoskan in
het midden onder de filterhouder. Start een zetproces zonder koffiepoeder en zonder filterzakje
(draai de schakelaar naar rechts, kies een willekeurig aantal kopjes en druk opnieuw op de
schakelaar). Een geluid signaleert de start van het zetprogramma.
2
Waterhardheid instellen
Hoe harder het drinkwater is, hoe vaker het koffiezetapparaat moet worden ontkalkt. Het koffie-
zetapparaat is ingesteld op gemiddelde waterhardheid L2. Kies L1 voor bijzonder zacht water
of L3 voor hard (kalkhoudend) water.
Draai de schakelaar naar links tot het symbool
geven waterhardheid knippert. Draai de schakelaar om de juiste waterhardheid te kiezen. Na
nogmaals drukken, geeft het koffiezetapparaat één geluidssignaal en blijft de instelling behou-
den als het koffiezetapparaat wordt losgekoppeld van het lichtnet.
88
MA X
10
8
6
4
MIN
2
knippert. Druk op de schakelaar. De weerge-
NL