nEDERLanDs
mechanisme voor automatische spindelvergrendeling. Zo
kunt u de boorkop met één hand openen en sluiten.
Het is belangrijk dat u de boorkop vastzet met één hand op de
mof van de boorkop terwijl u het gereedschap met de andere
hand zo goed mogelijk vasthoudt.
U kunt het accessoire losmaken door stap 1 en 2 die hierboven
worden vermeld, te herhalen.
Snelheidsselectie (Afb. A)
Het gereedschap is voorzien van twee instellingen voor de
snelheid voor veelzijdiger toepassing.
OPMERkInG: Schakel niet over op een andere snelheid
wanneer het gereedschap draait. Laat de boor altijd tot stilstand
komen en kies daarna pas een andere snelheid.
1. Zet het gereedschap uit en laat het tot stilstand komen als
u snelheid 1 (een hoog koppel) wilt kiezen. Schuif de knop
voor de snelheidsselectie
2. Zet het gereedschap uit en laat het tot stilstand komen als u
snelheid 2 (instelling voor hoge snelheid) wilt kiezen. Schuif
de knop voor de snelheidsselectie
de boorkop).
3. Als het gereedschap niet op een andere snelheid werkt,
controleer dan dat de snelheidskeuzeknop goed ingrijpt in
de voorwaartse of achterwaartse positie.
Schakelaar variabele snelheid (Afb. A)
U kunt het gereedschap inschakelen door de schakelaar voor
variabele snelheid/an/Uit in te knijpen
uit te schakelen laat u trekkerschakelaar los. Uw gereedschap
is voorzien van een rem. De boorhouder stops zodra de
trekkerschakelaar volledig wordt losgelaten.
OPMERkInG: Het continue gebruik op variabele snelheden
wordt niet aanbevolen. Dit kan de schakelaar beschadigen en
dient te worden voorkomen.
Knop vooruit/achteruit (Afb. A)
De knop vooruit/achteruit
2
gereedschap draait en dient ook als vergrendelingknop.
Om vooruit draaien te kiezen laat u de trekkerschakelaar los en
drukt u de vooruit/achteruit knop aan de rechterkant van het
gereedschap in.
Om achteruit draaien te kiezen laat u de trekkerschakelaar los
en drukt u de vooruit/achteruit knop aan de linkerkant van het
gereedschap in.
De middenpositie van de controleknop vergrendelt het
gereedschap in de 'uit' stand. Zorg ervoor dat u de trekker loslaat
als u de stand van de controleknop wijzigt.
OPMERkInG: De eerste keer als het gereedschap draait
nadat de draairichting is gewijzigd, hoort u misschien een klik
bij het opstarten. Dit is normaal en betekent niet dat er een
probleem is.
BEDIENING
Instructies voor gebruik
WAARSCHUWING: Houd u altijd aan de
68
3
naar voor (naar de boorkop).
3
naar achter (weg van
1
. Om het gereedschap
bepaalt de richting waarin het
veiligheidsinstructies en van toepassing
zijnde voorschriften.
WAARSCHUWING: Om het gevaar op ernstig
persoonlijk letsel te verminderen, zet u het
gereedschap uit en ontkoppelt u de accu, voordat
u enige aanpassing maakt of hulpstukken of
accessoires verwijdert/installeert. Het onbedoeld
opstarten kan letsel veroorzaken.
Juiste positie van de handen (Afb. D)
WAARSCHUWING: Om het risico op ernstig persoonlijk
letsel te verminderen, dient u ALTIJD de handen in de
juiste positie te hebben, zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING: Om het risico op ernstig persoonlijk
letsel te verminderen, houdt u het ALTIJD stevig vast,
anticiperend op een plotseling reactie.
De juiste positie van de handen is wanneer de ene hand zich
bovenaan de boor bevindt zoals afgebeeld, terwijl de andere hand
de hoofdgreep
7
vast houdt.
Werklicht (Afb. A)
Op de voet van het gereedschap is een werklicht
Het werklicht wordt ingeschakeld wanneer u de aan/
uit-schakelaar indrukt. Wanneer u de aan/uit-schakelaar loslaat,
blijft het werklicht tot wel 20 seconden lang branden.
OPMERkInG: Het werklicht is bedoeld voor het verlichten
van het werkoppervlak in de onmiddellijke nabijheid en
het is niet de bedoeling dat u het licht gebruikt zoals u een
zaklantaarn gebruikt.
Werken met de boor
WAARSCHUWING: BEPERK HET RISICO VAN
PERSOONLIJK LETSEL, ZORG ERVOOR DAT HET
WERKSTUK ALTIJD stevig verankerd of geklemd is.
Voorkom beschadiging van het materiaal, gebruik een
"steunblok" als u boort in dun materiaal.
1. Selecteer met de snelheidsselectieknop het gewenste bereik
voor snelheid/aanhaalmoment en pas zo de snelheid en het
aanhaalmoment aan de geplande werkzaamheden aan.
2. Gebruik in de stand HOUT gedraaide boortjes, speedboren,
spiraalboren of gatenzagen. Gebruik in de stand METAAL,
high-speed boortjes of gatenzagen. Gebruik een
snijvloeistof wanneer u in metaal boort. De uitzonderingen
zijn gietijzer en messing, deze moeten droog worden
geboord.
3. Oefen met het bitje altijd druk uit in een rechte lijn. Oefen zo
veel druk uit dat het bitje zich in het materiaal blijft vreten,
maar duw niet zo hard dat de motor vastloopt of het bitje
wordt gebogen.
4. Houd het gereedschap stevig met beide handen vast zodat
u de draaibeweging van de boortje kunt beheersen.
5. LOOPT DE BOOR VasT, dan is dat meestal het gevolg
van overbelasting. LaaT DE aan/UIT-scHakELaaR
OnMIDDELLIJk LOs, haal het bitje uit het werk en
bepaal wat de oorzaak van het vastlopen is. kLIk DE
scHakELaaR nIET aan En UIT In EEn POGInG EEn
VasTGELOPEn BOORMacHInE WEER OP GanG TE
4
voorzien.