Vervuilde luchtfilters (18a) verminderen het motor-
vermogen door een te lage luchttoevoer naar de car-
burateur. Regelmatige controle is daarom absoluut
noodzakelijk.
Het luchtfilter moet elke 25 bedrijfsuren worden ge-
controleerd en indien nodig worden gereinigd. Bij een
zeer stoffige lucht moet het luchtfilter vaker worden
gecontroleerd.
1. Klap de carrosserie, zoals beschreven onder
10.1, omhoog.
2. Open de schroef (36) van het luchtfilterhuis (18)
en til de behuizing eraf.
3. Reinig het luchtfilter (18a) uitsluitend door uitklop-
pen.
4. Monteer het luchtfilterhuis (18) en het luchtfilter
(18a) in omgekeerde volgorde.
13.3.6 Onderhoud van de bougie (afb. 1)
Controleer de bougie voor het eerst na 10 bedrijfsu-
ren op vervuiling en reinig deze eventueel met een
koperdraad-borstel. Daarna de bougie elke 50 be-
drijfsuren indien nodig vervangen.
1. Trek de bougiestekker (20) er met een draaibe-
weging af.
2. Verwijder de bougie (20a) met een bougiesleutel
(a).
Stel met gebruik van een voelermaat de afstand in op
0,75 mm (0,030"). Breng de bougie (20a) weer aan en
let erop dat u deze niet te vast draait.
13.3.7 Zekering vervangen (afb. 14)
De elektrische start is beveiligd met een 10A-zeke-
ring (29).
Gebruik nooit een andere zekering en overbrug
deze nooit.
1. Klap de carrosserie, zoals beschreven onder
10.1, omhoog (afb. 7).
2. Open de houder van de zekering (29a)
3. Verwijder de defecte zekering (29) uit de houder
(29a).
4. Plaats een nieuwe 10A-zekering (29).
5. Sluit de houder van de zekering (29a).
13.3.8 Accu laden
De accu wordt bij het bedrijf opgeladen. Toch kan re-
gelmatig starten noodzakelijk zijn om de accu met de
meegeleverde oplader (25) op te laden:
1. Steek de stekker in de laadbus (15) en de oplader
(25) in een stopcontact. 230V~/50Hz
2. Laad de accu min. 5 uur op.
154 | NL
13.3.9 Accu laden met autolader (afb. 15)
m GEVAAR!
Gevaar door incorrect opladen van de starter-
accu!
Bij een te hoge laadspanning bestaat er explosiege-
vaar voor de starteraccu.
- De laadstroom van de oplader mag niet hoger zijn
dan 5 A en de laadspanning mag max. 14,4 V zijn.
- Verwijder bij werkzaamheden aan de accu altijd de
contactsleutel (30) uit het contactslot (10).
Let op!
Gevaar op kortsluiting!
Om kortsluiting te vermijden, maakt u altijd eerst de
minkabel (-) van de accu (16a) los en sluit u deze als
laatste weer aan.
- Verwijder bij werkzaamheden aan de accu (16a)
altijd de contactsleutel (30) uit het contactslot (10).
- Houd rekening met de polariteit.
U kunt de accu ook met de meegeleverde laadkabel
(28) aan een standaard autolader voor 12V-loodac-
cu's opladen.
1. Ontkoppel hiervoor de verbinding van de ac-
cu-aansluitkabel (24) en de motoraansluitkabel
(24a). (Afb. 9)
2. Steek de meegeleverde laadkabel (28) aan op de
accu (16a). Verbind de zwarte kabel met de min-
pool (-) en de rode kabel met de pluspool (+) van
de oplader.
Let op!
Gevaar op kortsluiting!
Let er bij het aansluiten/loskoppelen van de ac-
cu-aansluitkabels (24) op, dat de polen (+/-) elkaar
en/of het frame niet aanraken.
Om kortsluiting te vermijden, maakt u altijd eerst de
minkabel (-) van de oplader los en sluit u deze als
laatste weer aan.
Sla de benzine-opzitmaaier altijd met een volledig
opgeladen accu (16a) op.
13.3.10 Bandenspanning controleren
1. Controleer voor de start de bandenspanning (zie
ook 10.4)!
1. Controleer de bandenspanning met een stan-
daard voetluchtpomp (niet bij de levering inbegre-
pen) in regelmatige intervallen.
2. Vul indien nodig, met een standaard voetlucht-
pomp (niet bij de levering inbegrepen) lucht bij,
door eerste de wieldoppen (4a + 7a) en de kap
van het ventiel te verwijderen. De correcte ban-
denspanning is 1,3 bar aan de voorwielen (7) en
1,8 bar aan de achterwielen (4).
www.scheppach.com