Gebruik
Met de Radiobesturing kunnen de parameters voor een automatische be-
sproeiing worden ingesteld die, wanneer ze naar de RF-unit worden gezon-
den, door deze laatste worden uitgevoerd. De RF-unit kan, afhankelijk van
het model 1, 2 of 4 magneetkleppen (LIJNEN) besturen.
De Radiobesturing kan worden ingesteld om de automatische besproeiing
te beheren van een tweede RF-unit, indien aanwezig, die is uitgerust met 1,
2 of 4 LIJNEN (voor een totaal van maximaal 8 bestuurde LIJNEN).
De twee RF-units werken onafhankelijk van elkaar.
Op de Radiobesturing kunnen twee besproeiingsprogramma's worden in-
gesteld, A en B, die onafhankelijk van elkaar op de magneetklep(pen) van
de RF-unit werken.
Elk besproeiingsprogramma's, A of B, kan worden ingesteld om een BE-
SPROEIINGSCYCLUS te starten op elke willekeurige dag van de week
(WEEKLY SCHEDULE), tot 4 maal per dag (START TIME) en met een
maximale duur (RUN TIME) van 60 minuten voor elke magneetklep (LIJN).
Via de Radiobesturing kan bovendien een RF-unit worden ingeschakeld/
uitgeschakeld naar/van een Rain Sensor RF (Regensensor).
Na het programmeren of na een programmawijziging moeten
de ingestelde parameters naar de RF-unit in het veld worden
gezonden
en van de instellingen naar de RF-units" op pagina 328).
bijgewerkt is, worden de programma's automatisch uitgevoerd.
(zie hst."Verzending van de besproeiingsparameters
Zodra de RF-unit
305
NL