8
Montage van de poortaandrijving
Belangrijke aanwijzingen voor een veilig montage.
Alle montageaanwijzingen volgen. Verkeerde montage
kan tot ernstige letsels leiden.
9
Rail monteren
De rail is grotendeels voorgemonteerd en bestaat uit 1, 2 of 3 delen. In het
voorste gedeelte (A) bevinden zich de loopwagen, trekstang, ontgrende-
lingsgreep, keerrol alsook de lateibevestiging met riemspanner. In het
achterste gedeelte (B) bevinden zich de kooi voor de aandrijfas en het ket-
tingtandwiel. Het voorste en achterste railgedeelte achter elkaar leggen.
1. Verwijder kabelbinders die de riem vasthouden.
2. Trek de twee railstukken helemaal uit elkaar om een gat te maken voor
het middenstuk (C). Deze rail is zo ontworpen dat het middenstuk prob-
leemloos kan worden ingevoegd. De 2 verbindingsstukken (D) over de
naden van de railstukken schuiven tot aan de markeringen. Om de
verbindingsstukken vast te zetten de uitstekende gedeeltes met een
geschikt werktuig naar buiten buigenom het middenstuk te fixeren.
De montage van de rail is voltooid.
10
Riem spannen
De riem van de rail zo ver opspannen dat de veer (1) tot ongeveer halver-
wege wordt samengedrukt.
Deze moet kunnen veren terwijl de installatie in bedrijf is.
11
Rail op de aandrijving monteren
1. Controleren of de tandriem op het tandwiel zit. Als de tandriem er bij de
montage toch afgegleden is, de tandriem ontspannen, opleggen en
opnieuw opspannen.
2. De rail (1) omdraaien en met de tandwielzijde (2) helemaal op de
aandrijving (3) steken.
3. De rail met de twee bevestigingsbeugels (9) en de korte
schroeven (19) op de aandrijving bevestigen.
Optioneel:
Om de totale lengte met 140mm in te korten, kan de aandrijving 90°
gedraaid worden aangebracht, zoals geïllustreerd in afb. 11. Daardoor is
toegang en programmering vanaf de zijkant mogelijk. Verwijder daartoe
de schakelaar en monteer hem op de tweede bevestiging.
Verwijder de rubberen stop om de kabeluitgang af te dichten. Ga dan
verder met stap 3.
Daarmee is de montage van de poortaandrijving voltooid.
12
Inbouw van de poortaandrijving
12.1
Het midden van de garagepoort bepalen
Bij bovenhandse werken moet ter bescherming van de ogen een veilig-
heidsbril worden gedragen. Om te vermijden dat de poort wordt bescha-
digd, moeten alle aanwezige blokkeringen / sloten worden uitgeschakeld.
Om zware verwondingen te vermijden, moeten alle externe op de poort
aangesloten kabels en kettingen vóór de installatie van de poortaandrijving
worden gedemonteerd. De poortaandrijving moet op een hoogte van min-
stens 2,10 m boven de grond worden geïnstalleerd.
Markeer vervolgens de middellijn van de poort (1). Trek vanuit dit punt een
lijn tot aan het plafond.
Voor de montage aan een plafond tekent u vanaf deze lijn een andere lijn
in het midden van het plafond (2) in een rechte hoek naar de poort.
Lengte ca. 2,80 m.
13
Lateibevestiging monteren
TIP: De afstand tussen het hoogste punt en het poortframe en de rail mag
maximaal 50 mm bedragen. Naargelang het poorttype gaat het poortframe
enkele cm omhoog, wanneer de poort wordt geopend.
A. Wandmontage:
Lateibevestiging (5) in het midden op de verticale middellijn (2) leggen;
daarbij ligt de onderste rand op de horizontale lijn. Alle gaten voor de
lateibevestiging markeren. Gaten voorboren met een diameter van
4,5 mm en de lateibevestiging bevestigen met houtschroeven (18).
TIP: In geval van montage op een betonbedekking / betonlatei moeten de
meegeleverde betonpluggen (20) en schroeven (18) worden gebruikt.
Grootte van de boorgaten bij beton: 8 mm.
B. Plafondmontage:
Verticale middellijn (2) doortrekken tot aan het plafond en ca. 200 mm
langs het plafond. Lateibevestiging (5) op de verticale markering tot op 150
mm van de wand in het midden aanbrengen. Alle gaten voor de lateibeves-
tiging markeren. Gaten boren met een diameter van 4,5 mm en de
lateibevestiging bevestigen met houtschroeven (18).
14
Aandrijving op de latei bevestigen
Het kan nodig zijn om de aandrijving tijdelijk hoger te leggen,
opdat de rail bij meerdelige poorten niet tegen de veren stoot.
De aandrijving moet daarbij ofwel goed gestut zijn (ladder) of
door een tweede persoon worden vastgehouden.
Aandrijfkop op garagevloer onder de lateibevestiging leggen. Rail
optillen tot de gaten van het bevestigingsstuk of de gaten van de
lateibevestiging over elkaar liggen.
De schroef (12) in de gaten steken en vastzetten met moer (13).
nl 03/13