Gebruik de apparaten niet in explosiege-
vaarlijke omgevingen. Hiertoe behoren
bijvoorbeeld tankinstallaties, opslagplaat-
sen voor brandstof en ruimtes waar oplos-
middelen worden verwerkt. Ook in omgevin-
gen waar veel fijnstof voorkomt (bijvoorbeeld
meel- of houtstof ), mogen deze apparaten
niet worden gebruikt.
Stel de apparaten niet bloot aan extreme om-
standigheden. Vermijd:
– extreem hoge en lage temperaturen,
– open vuur.
3.
Veiligheidsvoorschriften
3.1.
Personen die het apparaat niet
mogen gebruiken
De apparaten zijn niet bedoeld voor gebruik door
personen (inclusief kinderen) met lichamelij-
ke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen of met
onvoldoende kennis en/of ervaring, tenzij er ie-
mand die verantwoordelijk is voor hun veiligheid,
toezicht op hen houdt of hun heeft geleerd hoe
ze de apparaten moeten gebruiken. Houd toe-
zicht op kinderen om ervoor te zorgen dat ze niet
met de apparaten spelen.
DE
NL
FR
IT
ES
41