6. Bediening
6.1 Algemeen (fi g. 16)
Om de machine aan te zetten drukt u de groene
AAN-knop "I" (18) in, de machine start. Om de
machine uit te zetten drukt u de rode knop "O"
(19) in, de machine wordt uitgeschakeld.
Let er goed op dat de machine niet overbelast
wordt.
Als het motorgeluid tijdens het bedrijf daalt, wordt
de motor te zwaar belast.
Belast het gereedschap niet tot de motor tot stil-
stand komt. U dient steeds voor de machine te
staan als u ermee gaat werken.
6.2. Gereedschap inzetten (fi g. 1)
Let er zeker op dat de netstekker uit het stop-
contact is getrokken vóór u van gereedschap
verwisselt. In de tandkransboorhouder (10) mo-
gen alleen cilindrische gereedschappen met de
opgegeven maximale schachtdiameter worden
gespannen. Enkel intact en scherp gereedschap
gebruiken. Geen gereedschappen gebruiken
waarvan de schacht beschadigd is of die anders
op één of ander manier vervormd of beschadigd
zijn. Gebruik alleen accessoires en hulpstukken
die vermeld staan in de handleiding of die door
de fabrikant goedgekeurd zijn. Mocht de kolom-
boormachine blokkeren, schakel de machine dan
uit en breng de boor terug naar zijn oorspronkeli-
jke stand.
6.3 Gebruik van de snelspanboorhouder
De kolomboormachine is voorzien van een snel-
spanboorhouder. Bij deze boorhouder kunt u van
gereedschap verwisselen zonder een extra boor-
houdersleutel te gebruiken door het gereedschap
de snelspanboorhouder in te zetten en met de
hand vast te spannen.
6.4 Afstellen van het toerental (fi g. 1)
Het toerental van de machine kan traploos wor-
den afgesteld.
Let op!
•
Van toerental mag enkel bij draaiende
motor worden veranderd.
•
De toerentalafstelhendel (15) niet met
een ruk bewegen, toerental traag en
gelijkmatig instellen terwijl de machine
stationair draait.
•
Zorg ervoor dat de machine ongehinderd
kan draaien (verwijder werkstukken, bo-
ren enz.).
NL
Met de toerentalafstelhendel (15) kan het toeren-
tal traploos worden aangepast. De afgestelde
snelheid wordt op het digitale display (17) aange-
duid in toeren per minuut
Let op! Nooit de boormachine met geopende
v-snaarafdekking laten draaien. Voor het openen
van het deksel altijd eerst de netstekker uit het
stopcontact trekken. Nooit in roterende v-snaren
grijpen.
6.5 Boordiepteaanslag (fi g. 17)
De boorspil bezit een verdraaibare schaalring om
de boordiepte in te stellen. Instelwerkzaamheden
alleen uitvoeren bij stilstand.
•
Boorspil (11) naar beneden drukken, tot de
boorpunt op het werkstuk rust.
•
Klemschroef (14) losdraaien en schaalring
(25) tot aan de aanslag naar voor draaien.
•
Schaalring (25) terugdraaien tot aan de
gewenste boordiepte en fixeren met de klem-
schroef (14).
6.6 Schuine stand van de boortafel afstellen
(fi g. 18)
•
Slotbout (26) onder de boortafel (4) loszetten.
•
Boortafel (4) op de gewenste hoekmaat af-
stellen.
•
Slotbout (26) opnieuw aanhalen teneinde de
boortafel (4) in deze stand vast te zetten.
6.7 Hoogte van de boortafel instellen (afb. 19)
•
Spanschroef (30) losdraaien.
•
Boortafel (4) met de hand in de gewenste po-
sitie brengen.
•
Spanschroef weer vastdraaien.
6.8 Werkstuk spannen
Span werkstukken principieel vast m.b.v. een ma-
chinebankschroef of met een gepast spanmiddel.
Werkstukken nooit met de hand vasthouden!
Tijdens het boren moet het werkstuk op de boor-
tafel (4) bewegelijk zijn zodat een zelfcentrering
kan plaatsvinden. Werkstuk zeker borgen tegen
verdraaien. Dit gebeurt best door het werkstuk of
de machinebankschroef tegen een vaste aanslag
te schuiven.
Let op ! Stukken van plaatmateriaal moeten
worden ingespannen, anders zouden ze omh-
oog kunnen worden gesleept. Stel de boortafel
naargelang het werkstuk qua hoogte en schuine
stand correct af. Er moet voldoende afstand blij-
ven tussen de bovenkant van het werkstuk en het
boorpunt.
- 93 -