AL-KO solo 5001-R III Manual Del Usuario página 16

NL
3. De bedieningskabel door de kabelgeleider
aan de duwboomconsole halen (8-2).
4. De gebogen haak in de rode bedieningshen-
del steken.
5. De bedieningskabel onderaan het chassis
weer inhangen (8-3). De versteller ongeveer
centreren.
ADVICE
Voor de correcte instelling van de bedie-
ningskabels voor de wielaandrijving en
de maaibalk zie onder: „Bedieningska-
bels afstellen" in de gebruikershandlei-
ding van de machine.
GLIJSCHOENEN MONTEREN AAN
MAAIBALK
Eén glijschoen is op de fabriek al aan de maaibalk
gemonteerd.
De tweede glijschoen op dezelfde wijze aan de
maaibalk monteren.
MAAIBALK MONTEREN AAN
MESDRAGER (9)
WAARSCHUWING!
De beschermlijst
de maaibalk, draag veiligheidshand-
schoenen!
ADVICE
De meenemer vooraf aan de montage
iets invetten.
De maaibalk in de vastschroefpositie op de mes-
drager plaatsen - de meeneemer gecentreerd op
de mesdrager positioneren (zo nodig de aandri-
jfriempoelie verdraaien).
De balkmaaier bij de mesdrager omhoog bren-
gen, zodat de meenemer in de geleider kan wor-
den geplaatst.
16
aanbrengen op
Glijschoenen monteren aan maaibalk
De machine weer laten zakken en het tapeind in
de meenemer aanbrengen.
De maaibalk vastdraaien aan de mesdrager.
Zeskantbout M8 x 20
(9-1)
Moer
(9-2)
AFDEKPANEEL AAN MESDRAGER
MONTEREN (10)
Afdekpaneel (10-1) op de mesdrager (10-2)
plaatsen.
Bedieningskabel (10-3) aanbrengen onder het af-
dekpaneel.
De machine weer laten zakken en het tapeind in
de meenemer aanbrengen.
De maaibalk vastdraaien aan de mesdrager.
Bedieningskabel (10-3) aanbrengen onder het af-
dekpaneel en het afdekpaneel vastzetten.
(10-3) Zeskantbout
Onderlegring
Nylon onderlegring
AFDEKPANEEL AAN MEENEMER
MONTEREN (11)
Afdekpaneel (11-1) op de meenemer (11-2)
plaatsen.
Afdekplaat (11-2) vastdraaien.
De machine weer laten zakken en het tapeind in
de meenemer aanbrengen.
(11-3) Zeskantbout
Onderlegring
Bevestigingsbus
voor afdekpaneel
(4x)
M8 zelfborgend (4x)
M8 x 25 (1x)
9 x 24 x 2 (1x)
M8 (1x)
M8 x 25 (2x)
9 x 24 x 2 (2x)
(2x)
5001-R III