5.6 Autofocus-meetflits
Zodra het niveau van de omgevingshelderheid te laag wordt
voor de automatische scherpstelling wordt de autofocus-
meetflits door de elektronica in de camera geactiveerd. De
autofocusschijnwerper straalt hierbij een streeppatroon uit
dato p het onderwerp wordt geprojecteerd. Op dat streep-
patroon kan de camera nu automatisch scherpstellen.
Om ervoor te zorgen dat de AF-meetflits door de
camera kan worden geactiveerd, moet de camera op
AF ingesteld staan. Op de camera moet de AF-functie
"Single-AF", c.q. "ONE-SHOT-AF" ingesteld zijn.
Zoomobjectieven met een lagere lichtsterkte beperken
de reikwijdte van de AF-meetflits soms behoorlijk!
Het streeppatroon van de AF-meetflits ondersteunt alleen de
centrale AF-sensor van de camera. Wij bevelen aan, om bij
camera's met meerdere AF-sensoren alleen het centrale
AF–meetveld van de camera te activeren.
Bij enkele camera's wordt, indien nodig, alleen de in de
62
camera ingebouwde AF-schijnwerper geactiveerd! In dat
geval wordt de AF-schijnwerper van de mecablitz niet
geactiveerd.
Let hiervoor op de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing
van de camera.
5.7 TTL-flitsfunctie
In de TTL-flitsfunctie krijgt u op eenvoudige wijze zeer goede
flitsopnamen. In deze functie wordt de belichtingsmeting uit-
gevoerd door een sensor in de camera. Deze meet het door
het objectief (TTL = "Trough The Lens") op de film vallende
hoeveelheid licht. Zodra voldoende licht is gemeten, zendt de
elektronica een stopsignaal naar de mecablitz en wordt de
flits onmiddellijk afgebroken.
Het voordeel van deze flitsfunctie ligt hierin, dat alle factoren
die de belichting van de film kunnen beinvloeden (opnamefil-
ters, veranderingen van diafragmawaarden en brandpuntsaf-
stand bij zoomobjectieven, uittrekverlenging bij dichtbijopna-
men enz.), automatisch bij de regeling van flits in acht worden