7.2 Perslucht genereren
1. Apparaat met behulp van de aan-/uit-
schakelaar (8) inschakelen en afwachten,
totdat de maximale keteldruk wordt bereikt
(compressor wordt uitgeschakeld). De
keteldruk wordt weergegeven op de keteldruk-
manometer (7).
Attentie!
De ingestelde regeldruk mag niet hoger zijn dan
de maximale werkdruk van de aangesloten
pneumatische gereedschappen!
2. Regeldruk via de drukregelaar (6) instellen. De
actuele regeldruk wordt weergegeven op de
regeldruk-manometer (5).
3. Persluchtslang aan de persluchtaansluiting
aansluiten:
– Perslucht aansluiting (13) voor
ongereguleerde, ongefilterde perslucht
– Perslucht aansluiting (19) voor gereguleerde,
gefilterde, olievrije perslucht
– Perslucht aansluiting (20) voor gereguleerde,
gefilterde, gesmeerde perslucht (hoeveelheid
olie instellen met de stelschroef (zie afb. E,
pagina 3).)
4. Pneumatisch gereedschap aansluiten. Nu
kunt u met het pneumatisch gereedschap
werken.
5. Schakel het apparaat uit, als u niet direct
verder wilt werken. Trek vervolgens de
netstekker uit het stopcontact.
6. Condensaat van het drukreservoir dagelijks
via het condensventiel (3) weg laten lopen.
8. Service en onderhoud
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamheden aan het
apparaat begint:
Apparaat uitschakelen. Netstekker uit het
stopcontact trekken. Wacht totdat het apparaat
stil staat. Zorg ervoor, dat het apparaat en alle
gebruikte pneumatische gereedschappen en
toebehoren drukloos zijn.
Laat het apparaat en de gebruikte pneumatische
gereedschappen en toebehoren afkoelen.
Na alle werkzaamheden aan het apparaat:
Alle veiligheidsvoorzieningen weer in gebruik
nemen en controleren. Controleer dat zich geen
gereedschap of soortgelijke meer in het apparaat
bevindt.
Andere dan de in dit hoofdstuk beschreven
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden mogen
uitsluitend door geschoold personeel worden
uitgevoerd.
8.1 Belangrijke informatie
Onderhoud en controles moeten volgens de
wettelijke eisen conform de installatie en de
gebruikswijze van het apparaat worden gepland
en uitgevoerd.
Toezichthoudende autoriteiten kunnen de
indiening van de juiste documentatie verlangen.
8.2 Regelmatig onderhoud
Attentie!
Controleer aan de nieuwe compressor (1) het
aanhaalmoment van de cilinderkopschroeven (zie
hoofdstuk 12. Technische gegevens) na de
eerste 50 en 250 bedrijfsuren.
Iedere keer voor het begin van de
werkzaamheden
– Persluchtslangen controleren op
beschadigingen; Indien nodig vervangen.
– Schroefverbindingen op goede zitting
controleren en indien nodig aantrekken.
– Aansluitkabel op beschadigingen controleren en
indien nodig laten vervangen door een
elektricien.
– Oliepeil van het persluchtsmeerapparaat (18)
controleren. Indien nodig pneumatische olie
bijvullen.
Dagelijks
– Condensaat van het drukreservoir via het
condensventiel (3) weg laten lopen.
Na elke periode van 50 bedrijfsuren
– Luchtfilter (9) reinigen (zie afb. F, pagina 3).
– Oliepeil van de compressor via het oliekijkglas
(11) controleren en indien nodig bijvullen. (Zie
hoofdstuk 6.)
– Condenswater aan de filterdrukregelaar (17) af
laten lopen.
– Luchtfilter in de filter-drukregelaar reinigen of
vervangen. (Zie afb. G, pagina 3).
– V-snaar controleren (zie afb. H, pagina 3).
Beschermrooster van de V-snaar (14) eraf
schroeven. V-snaar controleren en indien nodig
opnieuw spannen of vervangen. Voor het
instellen van de spanning van de snaar draait u
vier schroeven aan de voet van de motor los en
verschuift u de motor. Schroeven aan de voet
van de motor weer aantrekken.
Beschermrooster van de V-snaar (14) weer
monteren.
Na elke periode van 250 bedrijfsuren
– Luchtfilter (9) reinigen of vervangen (zie afb. F,
pagina 3).
Na elke periode van 500 bedrijfsuren
– Olie volledig weg laten lopen via de
olieaftapplug (12) en vervangen. (Zie hoofdstuk
6.)
Na elke periode van 1000 bedrijfsuren
– Inspectie uit laten voeren in een service-
werkplaats. Hierdoor wordt de levensduur van
de compressor aanzienlijk verhoogd.
8.3 Apparaat bewaren
1. Apparaat uitschakelen en netstekker eruit
trekken.
2. Maak het drukreservoir en alle aangesloten
pneumatische gereedschappen drukvrij.
3. Condensaat van het drukreservoir via het
condensventiel (3) weg laten lopen.
4. Apparaat op een dergelijke manier bewaren,
dat onbevoegden het niet in gebruik kunnen
nemen.
5. Apparaat niet op de zijkant plaatsen. Er kan
olie uit het apparaat lekken!
Attentie!
Het apparaat niet in de openlucht of in een
vochtige omgeving bewaren.
Bij vorstgevaar
Attentie!
Vorst (< 5 °C) brengt onherstelbare schade aan
het apparaat en de toebehoren aan omdat deze
altijd water bevatten! Als er kans op vorst bestaat,
moet het apparaat samen met de toebehoren
worden opgeborgen.
9. Reparatie
Gevaar!
Reparaties aan deze gereedschappen mogen
alleen uitgevoerd worden door elektromonteurs!
Neem voor gereedschap van Metabo dat
gerepareerd dient te worden contact op met uw
Metabo-vertegenwoordiging. Zie voor adressen
www.metabo.com.
Lijsten met reserveonderdelen kunt u via
www.metabo.com downloaden.
10. Milieubescherming
Gevaar!
Het condensaat uit het drukreservoir bevat
olieresten en/of milieubelastende
verontreinigingen. Verwijder het condensaat op
een milieuvriendelijke manier via het KCA!
Gevaar!
Het condensaat uit de filterdrukregelaar bevat
olieresten en/of milieubelastende
verontreinigingen. Verwijder het condensaat op
een milieuvriendelijke manier via het KCA!
Gevaar!
Verwijder de afgedankte olie uit de condensator op
een milieuvriendelijke manier via het KCA!
Neem de nationale voorschriften in acht voor een
milieuvriendelijke verwijdering en de recycling van
afgedankte machines, verpakkingen en
toebehoren.
Uitsluitend voor EU-landen: Geef uw
gereedschap nooit met het huisvuil mee!
Volgens de Europese richtlijn 2002/96/EG
inzake gebruikte elektrische en elektronische
apparaten en de vertaling hiervan in de nationale
wetgeving dienen oude apparaten gescheiden te
worden ingezameld en op milieuvriendelijke wijze
te worden afgevoerd.
11. Problemen en storingen
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamheden aan het
apparaat begint:
Apparaat uitschakelen. Netstekker uit het
stopcontact trekken. Wacht totdat het apparaat
stil staat. Zorg ervoor, dat het apparaat en alle
gebruikte pneumatische gereedschappen en
toebehoren drukloos zijn. Laat het apparaat en de
gebruikte pneumatische gereedschappen en
toebehoren afkoelen.
Verdere werkzaamheden dan de in dit hoofdstuk
beschreven werkzaamheden mogen alleen
worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
elektricien of het service-center in uw land.
Na alle werkzaamheden aan het apparaat:
Alle veiligheidsvoorzieningen weer in gebruik
nemen en controleren. Controleer dat zich geen
gereedschap of soortgelijke meer in het apparaat
bevindt.
De compressor werkt niet:
▪ Er is geen netspanning.
– Controleer het snoer, de stekker, het
stopcontact en de zekering.
▪ De netspanning is te laag.
– Gebruik verlengsnoeren met voldoende
doorsnede (zie hoofdstuk 12. Technische
gegevens). Als het gereedschap koud is:
Verlengsnoer vermeiden. Als het gereedschap
koud is: Laat de druk van het drukreservoir
ontsnappen.
▪ De compressor werd uitgeschakeld door aan de
netstekker te trekken terwijl het apparaat nog
was ingeschakeld.
– Compressor met behulp van de aan-/uit-
schakelaar (8) in eerste instantie uitschakelen
en vervolgens weer inschakelen.
▪ De motor is oververhit, bijv. door onvoldoende
koeling (koelribben afgedekt).
– Compressor met behulp van de aan-/uit-
schakelaar (8) uitschakelen.
– Oorzaak van de oververhitting verhelpen.
Ongeveer tien minuten laten afkoelen
– Compressor met behulp van de aan-/uit-
schakelaar (8) opnieuw inschakelen.
Compressor draait zonder voldoende druk op
te bouwen.
▪ Condensventiel lekt.
– Controleer of het condensventiel (3) gesloten
is.
– Afdichting van de ventielschroef controleren,
indien nodig vervangen.
▪ Terugslagklep lekt.
– Terugslagklep in een service-werkplaats laten
reviseren.
Pneumatisch gereedschap krijgt niet
voldoende druk.
▪ Drukregelaar is niet ver genoeg open gedraaid.
– Drukregelaar (6) verder open draaien.
▪ Slangverbinding tussen compressor en
pneumatisch gereedschap lekt.
NEDERLANDS nl
19