BELANGRIJK:
Wanneer het display van het bedieningspaneel knippert, geeft dit de ingestelde temperatuur aan.
BELANGRIJK: om de werking van het apparaat te optimaliseren, is het belangrijk om de temperaturen
aan te passen door een maximaal verschil van 4°C tussen het bovenste en onderste compartiment te
respecteren (bijvoorbeeld 8 en 12°C). De temperatuur die in de onderste zone is ingesteld, moet altijd
het warmst zijn. De bovenste zone is dus altijd het koudst.
De temperatuurregeling wordt uitgevoerd door een thermostaat. Verandering van de temperatuur
genereert een hoger energieverbruik.
Wanneer de omgevingstemperatuur 25°C is en het apparaat geen fles heeft opgeladen, duurt het
ongeveer 1 uur om de temperatuur van het apparaat te verhogen van 11°C naar 18°C
Onder dezelfde omstandigheden duurt het ongeveer een uur om de temperatuur van het apparaat te
verlagen van 18°C naar 11°C
De ingestelde temperatuur van de bovenste zone moet hoger zijn dan die van de onderste zone.
Het apparaat zorgt ervoor dat de temperatuur gehandhaafd blijft zolang het in werking is en wordt
gebruikt onder normale gebruiksomstandigheden. De temperatuur in het apparaat en het
energieverbruik kunnen door veel factoren worden beïnvloed: omgevingstemperatuur, blootstelling aan
de zon, aantal deuropeningen en opgeslagen hoeveelheid... Kleine temperatuurschommelingen zijn
volkomen normaal.
6. UITRUSTING
Het klimatiseersysteem
Volgens de aanbevelingen van specialisten is de ideale temperatuur om wijn te bewaren ongeveer 12 °C,
binnen een marge van 10 tot 14 °C. Dat mag niet worden verward met de serveertemperatuur, die varieert
tussen 5 en 20 °C, afhankelijk van de wijnsoort.
Het is vooral belangrijk om plotse temperatuursveranderingen te vermijden. Dit apparaat werd ontworpen
door specialisten voor wijnliefhebbers. In tegenstelling tot een gewone koelkast, houdt dit apparaat
rekening met de gevoeligheid van 'grand cru'-wijnen voor plotse temperatuursveranderingen door een
constante gemiddelde temperatuur te garanderen.
Het bevochtigingssysteem
De hygrometrie van onze wijnkelders wordt op zichzelf geregeld door het principe van de hygrodynamica.
Tijdens het koelen ontstaat er vorst (de kou droogt de lucht), de luchtvochtigheid kan tot 50% dalen.
Tijdens de opwarmperiode smelt de vriesijs en kan de snelheid boven 75% stijgen. Door het gemiddelde
te nemen van de 2 waarden, verkrijgen we een vochtigheidsniveau dat geschikt is voor wijnopslag. Het
is noodzakelijk om de gemiddelde waarde te schatten over verschillende cycli en niet vanuit een
eenmalige verklaring.
Als u het vochtgehalte in uw wijnkelder wilt verhogen, kunt u een kom met water aan de onderkant van
uw apparaat plaatsen, waarbij u ervoor zorgt dat deze stabiel is en niet kan morsen.
Het anti-trillingssysteem
De koelcompressor is voorzien van speciale schokdempers (de silent-blocks) en de binnenruimte is van
de buitenzijde geïsoleerd door een dikke laag polyurethaanschuim. Deze kenmerken voorkomen het
doorgeven van trillingen aan uw wijnen.
Ontdooien
Uw apparaat is uitgerust met een automatische ontdooicyclus. Tijdens de stilstand van de koelcyclus
worden de gekoelde oppervlakken van het apparaat automatisch ontdooid. Het op die manier
opgevangen dooiwater wordt afgevoerd naar een verdampingsbak voor condensaatwater, die zich vlak
bij de compressor op de achterkant van het apparaat bevindt. De warmte die door de compressor
97