6. Inbedrijfsname
6.1 Vullen en ontluchten
6.2 Instellen van de
regelingsmodus
6.3 Aanbevolen
pompinstellingen
7308945-01 02.13
Systeem vullen en ontluchten.
Opmerking: Voor het vullen van het systeem de kerf van de zwaartekrachtblokke-
ring loodrecht zetten (A-A ® ventiel geopend en geblokkeerd). Na het vullen de kerf
horizontaal zetten (Z-Z ® werkstand).
Alle verbindingspunten van de laadpompsets moeten op lekkage gecontroleerd
worden.
Verbrandingsgevaar! Steeds naargelang de werkstand van de pomp resp. het sys-
teem (temperatuur van het pompmedium) kan de pomp zeer heet worden. Bij
aanraking van de pomp bestaat gevaar voor verbranding!
De bediening van de pomp loopt via de bedieningsknop. Door draaien van de knop
kan de instelling van de pomphoogte of het constante toerental ondernomen wor-
den.
Afb. 2: Bedieningsknop
Regelingsmodus drukverschil variabel
Regelingsmodus constant-toerental
I, II, III
Voor het gebruik van de pomp in laadpompset van de serie LPS worden de volgen-
de pompinstellingen aanbevolen:
Verwarmingsvermogen van de ketel
tot 20 kW
20 - 40 kW
Laadpompset LPS 4 D
Inbedrijfsname
Door naar links draaien wordt de
pomp voor de regelingsmodus Druk-
verschil variabel (Δp-v) ingesteld.
Opmerking: Deze modus heeft men
bij het gebruik van de pomp in de
laadpompset LPS niet nodig!
Door naar rechts draaien wordt de
pomp voor de regelingsmodus Cons-
tant-toerental ingesteld.
In deze modus loopt de pomp cons-
tant met een vooraf ingesteld vast
toerental.
Aanbevolen instelling
Pompstand I - II
Pompstand II - III
NL
39