1. Controleer het smeermiddelniveau van het
gereedschap via de olie-indicator.
2. Voeg indien nodig smeermiddel toe.
4.2
HET GEREEDSCHAP
VASTHOUDEN
Afbeelding 8
1. Het greepgedeelte bevindt zich 100 mm achter de
ontgrendelingsknop.
2. Houd de kettingzaag met een hand aan het
achterste handvat en de andere hand aan het
voorste handvat vast. Gebruik altijd beide handen
als u het gereedschap gebruikt.
3. Houd de handvatten vast met de duimen en vingers
rondom de handvatten.
4. Zorg dat de duim van de hand op het voorste
handvat zich onder het handvat bevindt.
4.3
DE MACHINE STARTEN
Afbeelding 1
1. Druk de vergrendelingsknop.
2. Druk op de knop terwijl u de vergrendelingsknop
ingedrukt houdt.
3. Laat de vergrendelingsknop los.
4.4
DE MACHINE STOPPEN
Afbeelding 1.
1. Laat de schakelaar los op de machine te stoppen.
4.5
GEBRUIK DE KETTINGREM
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat uw handen zich altijd op de grepen
bevinden.
Afbeelding 8
1. Start het gereedschap.
2. Draai uw linkerhand rond de voorste handgreep om
de kettingrem in te schakelen.
3. Trek de hendelbescherming/kettingrem naar
de voorste handgreep om de kettingrem te
ontgrendelen.
4. Neem voor gebruik contact op met een erkend
servicecentrum als
•
De kettingrem de ketting niet onmiddellijk doet
stoppen.
•
De kettingrem niet zonder hulp in uitgeschakelde
positie blijft staan.
4.6
EEN BOOM VELLEN
Afbeelding 9.
Engels
Wij raden aan dat een gebruiker die de zaag voor het
eerst gebruikt, stammen op een zaagbok of normale
bok zaagt.
Voordat u een boom velt, zorg dat
•
De minimum afstand tussen de verzaag- en
velzones bedraagt twee keer de lengte van de
boom.
•
De bediening mag niet leiden tot
•
Letsel aan personen.
•
Het raken van nutsleidingen. Als de boom
nutsleidingen raakt, neem onmiddellijk contact
op met het nutsbedrijf.
•
Veroorzaakt materiële schade.
•
De gebruiker bevindt zich niet in het gevaarlijke
gebied, zoals bijvoorbeeld op een helling on de
boom.
•
De ontsnappingsroutes die zich naar achteren en
diagonaal achter de velrichting bevinden zijn vrij van
obstakels. De velrichting wordt bepaald door
•
De natuurlijke groeirichting van de boom.
•
De locatie van grotere takken.
•
De windrichting.
•
Zorg dat er zich geen vuil, steen, losse schors,
nagels of nietjes op de boom bevinden.
1. Maak een lage horizontale inkeping. Zorg dat
deze zaagsnede
a) 1/3 breed van de diameter van de boom is.
b) Loodrecht op de velrichting.
De horizontale inkeping zorgt ervoor dat de
zaagketting of de kettinggeleider niet klem raakt
als u de tweede inkeping maakt.
2. Zorg dat de velsnede niet minder dan 50 mm en
hoger is dan de horizontale inkeping. Zorg dat
deze zaagsnede
a) Parallel aan de horizontale inkeping is.
b) Voldoende hout over is om een scharnier te
vormen wat voorkomt dat de boom draait en in
de verkeerde richting valt.
Zodra de velsnede in de buurt van het scharnier
komt, valt de boom om. Stop de velsnede als de
boom
•
Niet naar de juiste richting valt of
•
Achterwaartse bewegingen die ervoor zorgen
dat het blad en ketting vast komen te zitten in
de snede.
3. Gebruik een velwig om de zaagsnede te openen
en laat de boom in de juiste richting vallen.
4. Als de boom begint te vallen,
a) Verwijdert u de kettingzaag uit de zaagsnede.
b) Schakel het gereedschap uit.
59
LET OP!
NL