Uitschakelen in noodgevallen
Installatie uitschakelen, daarvoor de nood-
stophoofdschakelaar op de elektrische
schakelkast op "0" draaien.
Installatie inschakelen
Nood-Uit-hoofdschakelaar op „1" zetten.
Dompelpomp werkt, wanneer:
een doorspoeling uitgevoerd wordt.
–
de waterstand in het recyclingwaterbekken
–
onder het inschakelniveau S7 ligt.
het waterpeil in het pompbekken boven
–
het inschakelniveau S15 ligt.
Functie selecteren
Programmakeuzeschakelaar in de ge-
wenste stand draaien.
SET-toets indrukken
OPMERKING
Na het inschakelen van de noodstopscha-
kelaar start de installatie in de functie „Be-
drijf zonder bewaking
geleidingsvermogen".
In tegenstroom spoelen
Bij het doorspoelen wordt het in het kiezel-
filter verzameld vuil verwijderd. Daarvoor
wordt het kiezelfilter in omgekeerde richting
gespoeld. Het uitgespoelde vuil wordt naar
de slibvang van het recyclingsysteem ge-
leid.
De installatie is voorzien van een automa-
tisch meerwegventiel. Het proces van het
in tegenstroom spoelen wordt door de be-
sturing gestart. Tijdens dit proces licht het
controlelampje "In tegenstroom spoelen
actief" op.
OPMERKING
Bij normaal bedrijf vindt de doorspoeling
eenmaal daags plaats. Tijdens de door-
spoeling wordt de recyclingwatertank niet
met recyclingwater gevuld. Wordt gebruik-
gemaakt van de wasinstallatie tijdens het
doorspoelen, vindt het vullen plaats door
de noodverzorging vers water (optie).
De WRP beschikt over automatisch in te-
genstroom spoelen. Wanneer het vullen
van de tank voor gerecycleerd water door
een sterk verontreinigde filter langer dan
90 minuten duurt, treedt automatisch in te-
genstroom spoelen in werking.
Bij verhoogd wasbedrijf en de daarmee
verbonden filtervervuiling kan de automati-
sche filterdoorspoeling ook tijdens het was-
sen in werking gezet worden.
De waterbehoefte van de wasinstallatie
wordt via de vers watervoeding (optie) ze-
ker gesteld.
Pompbekken ledigen
Met die functie wordt het gerecycleerde
–
water uit het pompbekken in het kanaal
geleid.
Die functie is nodig wanneer de kwali-
–
teit van het gerecycleerde water niet
hoog genoeg is voor het bedrijf van de
wasinstallatie, bv. door te veel zout in
het water of een verkeerd reinigings-
middel.
Functie:
Programmakeuzeschakelaat in de
stand Pompbekken ledigen draaien.
SET-toets indrukken
De installatie filtert tot de schakelaar
–
S15 in het pompbekken een waterge-
brek meldt en de dompelpomp uitscha-
kelt.
De tank voor gerecyleerd water wordt
–
daarbij te vol. Het overtollige water
stroomt via de overloopleiding van de
tank voor gerecycleerd water in het ka-
naal.
Vervolgens wordt de wasinstallatie zo
–
lang van vers water voorzien tot het
pompbekken tot het niveau S15 boven-
aan gevuld is en de uitschakeling van
de dompelpomp opgeheven is.
Vervolgens kan opnieuw normaal gere-
–
cycleerd water geproduceerd worden.
Indien er geen overloopleiding van het
–
pompbekken naar het kanaal loopt,
wordt de functie "Pompbekken leegma-
ken" gedeactiveerd door de KÄR-
CHER-service.
Indien er geen overloopleiding van de
–
tank voor gerecycleerd water naar het
kanaal loopt, wordt de functie "Pomp-
bekken leegmaken" gedeactiveerd
door de KÄRCHER-service.
Bewaking geleidingsvermogen
De installatie beschikt als optie over
–
een automatische bewaking van het
geleidingsvermogen.
Het meetpunt bevindt zich in de pomp-
–
leiding tussen de dompelpomp en het
meerwegventiel.
De bewaking van het geleidingsvermo-
–
gen kan geactiveerd of gedeactiveerd
worden.
De bewaking van het geleidingsvermo-
–
gen activeert bij het overschrijden van
het vooringestelde geleidingsvermogen
hetzelfde proces als de schakelaar
"Pompbekken leegmaken".
Door vervolgens vers water voor het
–
wasproces te gebruiken, wordt het res-
terende zouthoudende water in het
bekkensysteem zodanig verdund tot
opnieuw een voldoende waterkwaliteit
is bereikt.
Wanneer de recycling-installatie niet
–
beschikt over een overloop uit de tank
voor gerecycleerd water naar het ka-
naal en een aanvoer van vers water,
kan die optie niet ingebouwd worden.
3
-
NL
Circulatie recyclingwater
Indien de wasinstallatie geen water op-
neemt, vindt een circulatie van het gerecy-
cleerde water plaats om geurproblemen te
vermijden.
Vorstbescherming
De installatie dient in vorstvrije ruimtes ge-
bruikt te worden. Bij vorst moet de installa-
tie buiten werking gesteld worden en
volledig ontwaterd worden:
schroefverbindingen van de kunststof-
buizen losmaken en de buizen laten
leeglopen.
Recyclingwatertank ledigen.
kiezelfilter openen en de nog natte kie-
zel eruit nemen (klantenservice).
Stillegging
OPMERKING
Om geurproblemen te voorkomen dient de
installatie ook 's nachts ingeschakeld te blij-
ven.
Installatie uitschakelen, daarvoor de
noodstophoofdschakelaar op de elektri-
sche schakelkast op "0" draaien.
Wanneer er gevaar voor vorst dreigt,
dient als extra het nog aanwezige water
verwijderd te worden (zie paragraaf
"Bescherming tegen vorst").
Herinbedrijfstelling
Bij inbedrijfstelling na stilleggen:
Installatie inschakelen.
Filter in tegenstroom spoelen tot de ma-
nometer een het meerwegventiel bij fil-
terbedrijf een ingangsdruk van ca. 0,05
MPa (ca. 0,5 bar) weergeeft.
47