Kaartbeeld scannen
1. Wacht totdat het ID-lampje knippert. Plaats de kaart vervolgens zo
ver mogelijk in de kaartingang met de voorkant omhoog. Zie
afbeelding M.
2. De printer neemt de kaart waar en begint deze naar binnen te
trekken. Op dat moment moet u de kaart onmiddellijk loslaten.
Als de printer de kaart uitwerpt en het ID-lampje opnieuw begint
te knipperen, verwijdert u de kaart door deze recht naar buiten te
trekken. Trek de kaart niet schuin naar buiten.
Opmerkingen over het gebruik van de
kaartbeeldscanner
❏ Plaats de kaart in de printer met de te scannen zijde omhoog.
❏ Zorg dat de kaart plat is en niet overmatig is gebogen, gebarsten of
gevouwen of overmatig reliëf vertoont.
❏ Als het om een printkaart gaat, moet u bij het vasthouden
oppassen dat u de contacten niet aanraakt.
❏ Omdat de kaartsensor gebruik maakt van een fotosensor, mag u
geen kaart gebruiken die gaatjes heeft of doorzichtig is op de
plaats van de sensor. Zie afbeelding N voor het beperkte
oppervlak voor gaatjes en doorzichtigheid.
❏ In de volgende omstandigheden is de kwaliteit van de
beeldgegevens wellicht niet afdoende:
•
er is te veel beschadiging door buigen, barsten of vouwen van
de kaart
•
de kaarten hebben reliëf
•
het beeldscannergedeelte is blootgesteld aan te fel licht zoals
zonlicht, spotlight of neonlicht
•
het scannerglas is beschadigd door een vreemd voorwerp
zoals zand
TM-H6000II met Beeldscanner 37