Aanbrengen of verwijderen van een stofkap-
aanzetstuk (optioneel accessoire) (Fig. 15)
WAARSCHUWING:
• Zorg altijd dat het gereedschap is uitgeschakeld en
de stekker uit het stopcontact is getrokken,
voordat u het stofkap-aanzetstuk gaat aanbrengen
of verwijderen. Als u dit nalaat, kan er schade aan het
gereedschap ontstaan en loopt u de kans op
verwonding.
Er zijn vier stofkap-aanzetstukken, en elk ervan wordt op
een verschillende plaats gebruikt.
Breng het stofkap-aanzetstuk zo aan dat de markering
(A, B, C of D) is geplaatst zoals getoond. Klik de pennen
vast in de ventilatiesleuven.
Het stofkap-aanzetstuk kan met de hand worden
verwijderd.
OPMERKING:
• Maak het stofkap-aanzetstuk schoon wanneer het is
vuil is, door stof of andere verontreiniging. Als u blijft
werken met een verstopt stofkap-aanzetstuk, kan dat
het gereedschap beschadigen.
BEDIENING
WAARSCHUWING:
• Het is in geen geval ooit nodig om grote druk op het
gereedschap uit te oefenen. Het gewicht van het
gereedschap op zich is voldoende. Forceren of te grote
druk uitoefenen kan leiden tot breken van een wiel,
hetgeen gevaarlijk is.
• Vervang ALTIJD het slijpwiel als het gereedschap
tijdens het slijpen is gevallen.
• Laat NOOIT de slijpschijf of het wiel met kracht op uw
werkstuk terechtkomen.
• Voorkom dat de schijf vastraakt of terugstuit, vooral bij
het werken rond hoeken, scherpe randen enz. Dat kan
ongecontroleerde
veroorzaken.
• Gebruik dit gereedschap NOOIT met houtzagen en
andere
zaagbladen.
slijpmachine leiden vaak tot terugslag of verlies van
controle over het gereedschap, met grote kans op
letsel.
LET OP:
• Schakel nooit het gereedschap in terwijl dat het
werkstuk
al
raakt,
verwondingen.
• Draag tijdens het werk altijd een veiligheidsbril of
gezichtsmasker.
• Schakel na het werk altijd het gereedschap uit en
wacht tot de schijf helemaal tot stilstand is gekomen,
voordat u het gereedschap neerlegt.
bewegingen
en
terugslag
Zulke
zaagbladen
want
dat
kan
leiden
Bediening voor slijpen en schuren (Fig. 16)
Houd het gereedschap ALTIJD stevig vast met één hand
aan de behuizing en de andere aan de zijhandgreep.
Schakel het gereedschap in en laat dan pas het wiel of
de schijf tegen uw werkstuk aan komen.
Gewoonlijk laat u de rand van het wiel of de schijf een
hoek van ongeveer 15° met het oppervlak van uw
werkstuk maken.
Tijdens het inwerken met een nieuw wiel mag u de
slijpmachine niet in richting B laten bewegen, anders kan
het zich in uw werkstuk "invreten". Pas wanneer de rand
van het wiel al door slijtage is afgerond, mag u het wiel in
beide richtingen, A en B, gebruiken.
Bediening met een doorslijpwiel / diamantschijf
(optioneel accessoire) (Fig. 17)
De richting voor het aanbrengen van de borgmoer en de
binnenflens is afhankelijk van de wieldikte.
op
een
tot
51