VERKRIJGEN VAN OPNAMEN VAN HOGE KWALITEIT
[OPNAME-FIJNAFSTELLING]
Er zijn vele soorten cassettebanden met allerlei karakteristieken,
afhankelijk
van
de
eigenschappen
en
de
dikte
van
hun
magnetische laag. Op dit toestel kiest een ATS-funktie (Auto Tape
Selector)
de
juiste
voorspanningsstroom
en
spectrumregelingskarakteristieken,
in overeenstemming
met de
gebruikte band. Strikt genomen garandeert dit op zichzelf echter
geen optimale opnamekarakteristieken.
Om
de karakteristieken
van elke band ten volle te benutten, raden wij aan dat u de
fijnafstellingsfunktie gebruikt, voor uitmuntende opnameresultaten.
Fijnafstelling van de voorspanning
Voor lagere vervorming en de platst mogelijke frekwentierespons
dient
de
optimale
voorspanningsstroom
voor
iedere
band
bijgesteld te worden.
Als de voorspanning
te laag is, dan wordt het hoge
bereik
benadrukt, terwijl vervorming toeneemt. Is de voorspanning weer
te
hoog,
dan
wordt
het
hoge
bereik
afgezwakt
en
neemt
vervorming
af. De optimale voorspanning
wordt verkregen
als
beide geluidskarakteristieken in evenwicht zijn.
Hoge bereik benadrukt
.
<
Hoge bereik afgezwakt
'
~ BIAS
+
Te laze voorspanning
Signaalniveau (dB)
Te hoge voorspanning
Frekwentie (Hz)
De bovenstaande afbeelding toont de frekwentiekarakteristieken
als de voorspanning te hoog of te laag wordt ingesteld. Teneinde
het hoge of het lage bereik te benadrukken, kan de voorspanning
naar wens gevarieerd worden.
In het
geval
van
metaalbanden
heeft
veranderen
van
de
voorspanning
echter
relatief
weinig
effekt
op
de
frekwentiekarakteristieken,
zodat het bijstellingsbereik ( + 20%)
van
dit toestel
misschien
niet
voldoende
is voor
optimale
voorspanningsregeling.
Fijnafstelling van het opnameniveau
Bij gebruik van
banden
met een slechte gevoeligheid, wil het
niveau van het opgenomen geluid (weergaveniveau) nogal eens
laag
zijn,
zelfs
als
het
ingevoerde
signaalniveau
van
de
programmabron
tot
een
voor
opname
optimale
waarde
is
bijgesteld. Om het gebrek aan bandgevoeligheid te kompenseren,
kan
het opnameniveau
zodanig
fijnafgesteld worden
dat het
omhooggaat met dezelfde hoeveelheid als het tiidens weergave
omlaaggaat. Fijnafstelling is vooral effektief wanneer met de Dolby
systemen wordt opgenomen, omdat het ruisonderdrukkingseffekt
optimaal is als opname-en weergaveniveau gelijk zijn.
48
<RRD1062>
Ne
PROCEDURE VOOR OPNAME-
FIJNAFSTELLING
Voer
eerst
de
voorspannings-fijnafstelling
uit,
en
dan
de
fijnafstelling van het opnameniveau.
1. Laad de cassette die voor opname
gebruikt
moet worden.
2. Zet de versterker op bandkontrole en geef het
voor opname bedoelde geluid weer.
3. Druk op de @ toets en de> toets om het geluid
van de bron op te nemen.
4. Voer voorspannings-fijnafstelling uit.
~
-
o
i
/
-
BIAS
+
Gebruik de MONITOR
keuzeschakelaar om te schakelen tussen
de bron (SOURCE) en de band (TAPE), en vergelijk het geluid
tijidens opname. Stel de BIAS regelaar bij totdat het verschil in
geluidskwaliteit minimaal is.
5. Voer fijnafstelling van het opnameniveau uit.
~
a
a
~
/
\
-LEVeELt
Gebruik de MONITOR
keuzeschakelaar om te schakelen tussen
de bron (SOURCE) en de band (TAPE), en vergelijk het geluid
tijidens opname.
Stel de REC
LEVEL
regelaar bij totdat het
geluidsvolume van de bron en de band gelijk zijn.
Met deze bijstelling wordt de optimale voorspanning verkregen, en
is de kompensatie voor bandgevoeligheid kompleet.
Stop met opnemen en spoel de band terug om, alvorens u het
gewenste programma opneemt, het zojuist opgenomen geluid te
wissen.
moran
nceeere
n
enn
ten
hr
pn
rene
rn
nn
reer
ares
entr
ene
ren
hi
ch