lijst met reeds aangemelde apparaten op het scherm met een
volgnummer en het type van het apparaat.
3. Scrol omlaag om een vrij adres te vinden waarop de melder
kan worden aangemeld. Elk vrij adres is gelabeld als EMPTY
(Leeg).
4. Druk op de knop ENTER. De melding SEARCHING (Zoeken)
>>> (pijltjes knipperen) verschijnt op het scherm en laat zien
dat de module probeert om signalen te vinden van draadloze
apparaten binnen zijn dekkingsbereik.
Opmerking: Als er niet binnen 2 minuten vanaf een apparaat
een signaal wordt ontvangen, zal de uitbreidingsmodule
automatisch de programmeringsmodus afsluiten.
5. Schakel de melder in - verwijder de beschermfolie van
de batterijen als hij nieuw is - en druk eenmaal op de knop
"ENROLL" (Registreren). De leds gaan rood knipperen.
6. Bij een succesvolle registratie zal de led 3 keer groen
knipperen en verschijnt de melding "DONE" (Klaar) tijdelijk
op het scherm van de module. De melder is aan de lijst
toegevoegd als het type 45RFU100.
7. Test de signaalsterkte tussen de melder en de
uitbreidingsmodule. Druk eenmaal op de knop ENROLL
(Registreren) en wacht tot de led het volgende aangeeft:
- 3 x groen knipperen - uitstekende signaalsterkte;
- 3 x oranje knipperen - goede signaalsterkte; maar verander
indien mogelijk de installatieplaats;
- 3 x rood knipperen - zwakke signaalsterkte, de
installatieplaats moet worden aangepast.
U kunt ook de signaalkwaliteit van het apparaat controleren in
het menu DEVICE RSSI (Apparaat RSSI) van de module - punt
9.
8. Als de signaalkwaliteit en -sterkte uitstekend of goed zijn,
kunt u verder gaan met de montage.
9. Gebruik geschikte bevestigingsmiddelen om de wireless
brandmeldbasis op de installatieplaats te monteren. Volg de
aanwijzingen bij punt 3 om de melder, indien nodig, op de
basis te vergrendelen.
10. Plaats de melder in de basis en draai totdat de korte
merktekens aan weerszijden samenvallen. Blijf de melder
draaien totdat het lange merkteken op de basis en het
merkteken op de melder samenvallen - er is een klik hoorbaar.
11. Test of de melder goed werkt.
7. De brand/rookmelder testen
Start de testprocedure voor de brandzone waaraan de
melder is gekoppeld - volg de gegeven instructies in de
gebruikshandleiding van de adresseerbare/conventionele
brandmeldcentrale. Oefen invloed uit op de brandmelder door
middel van een rookgenerator (Aerosol Dispenser) of een
rooksimulator om het optische deel te testen. Na een korte
tijd gaat de melder naar de testmodus brandalarm - de leds
knipperen rood. De ingebouwde zoemer is niet geactiveerd.
Reset de brandmeldcentrale en verlaat de zone-testmodus.
8. De melder resetten
Als de melder niet nieuw is, moet hij gereset worden voor de
registratie op de uitbreidingsmodule. Controleer de conditie
van de batterijen. Het wordt aanbevolen om ze allemaal te
vervangen door nieuwe.
Om de 45RFU100 te resetten, schakel hem in met de
batterijen en houd daarna de knop ENROLL (Registreren)
5-7 seconden ingedrukt. De reset is voltooid wanneer de
leds van de melder 3 keer groen knipperen, gevolgd door 1 x
lang rood en 1 x lang groen knipperen. Door nogmaals op de
knop ENROLL te drukken, start de registratieprocedure op de
uitbreidingsmodule.
9. De signaalkwaliteit (RSSI) controleren
De signaalkwaliteit tussen de melder en de uitbreidingsmodule
wordt gecontroleerd in het menu DEVICE RSSI (Apparaat RSSI)
van de module. De signaalkwaliteit wordt gemeten in [dB].
1. Ga naar de programmeringsmodus van de module. Scrol
naar het menu DEVICE RSSI (Apparaat RSSI) en druk op
ENTER. Er verschijnt een lijst met aangemelde apparaten op
het scherm met een volgnummer en het type van het apparaat.
2. Zoek in de lijst het nummer van de melder.
3. Druk op de knop ENTER. Raadpleeg de onderstaande tabel
om de signaalkwaliteit op het scherm af te lezen:
SIGNAALKWALITEIT
RSSI-
NIVEAU
< -90 dB
Verlies
-90 ÷ -70 dB
Goed
> -70 dB
Uitstekend
4. U kunt het menu op elk moment verlaten door op de knop
CANCEL (Annuleren) te drukken.
10. De installatieplaats van de melder vinden
Dit is een procedure die de monteur kan helpen om de exacte
locatie van elk draadloos apparaat in de brandmeldinstallatie te
vinden en de verbinding met de module te testen.
1. Ga naar de programmeringsmodus van de module. Scrol
naar het menu FIND DEVICE (Apparaat vinden) en druk op
ENTER. Er verschijnt een lijst met aangemelde apparaten op
het scherm met een volgnummer en het type van het apparaat.
2. Zoek in de lijst het nummer van de melder die u in de
brandmeldinstallatie wilt lokaliseren.
3. Druk op de knop ENTER. Melding FINDING (Vinden) >>>
(pijltjes knipperen) verschijnt op het scherm en laat zien dat de
module probeert om signalen te vinden van het geselecteerde
draadloze apparaat. Het bericht verandert tijdelijk in FINDING
DONE (Vinden voltooid) indien de actie succesvol is voltooid.
4. De melder zal reageren met het oranje knipperen van de
leds en korte geluidssignalen afkomstig van de ingebouwde
zoemer.
5. De module zal de vindprocedure automatisch na 70-80
seconden afsluiten. U kunt de procedure ook op elk moment
stoppen door op de knop CANCEL (Annuleren) te drukken.
11. Batterijen vervangen
Het wordt aanbevolen om de batterijen na 10 jaar te
vervangen, ongeacht het aangegeven laadniveau. Gebruik
altijd alleen batterijen die zijn goedgekeurd door de fabrikant
- Panasonic CR123A 3V of andere batterijen met vergelijkbare
eigenschappen. Let op: Nadat de centrale/uitbreidingsmodule
heeft aangegeven dat het batterijniveau laag is, moet de
gebruiker/installateur de lege batterijen binnen één maand
vervangen door nieuwe. De resterende levensduur van de
nieuwe batterijen mag niet minder zijn dan 8 jaar.
1. Schakel de melder uit om foutmeldingen te voorkomen.
2. Demonteer de melder zoals is beschreven bij punt 3.
3. Verwijder de oude batterijen en plaats de nieuwe met
inachtneming van de +/- polariteit.
4. Zet de brandmelder weer in elkaar.
5. Schakel de melder in.
6. Controleer de signaalkwaliteit in het menu DEVICE RSSI
(Apparaat RSSI) van de module.
7. Test de werking van de brandmelder.
LET OP: Stel de batterijen niet bloot aan vuur, hete ovens of
mechanische impact door pletten/snijden, aangezien dit een
explosie kan veroorzaken. Blootstelling van de batterijen aan
extreem hoge omgevingstemperaturen of een lage luchtdruk
kan leiden tot een explosie of het lekken van brandbare
vloeistof of gas.
VERWIJDERING: Volg de plaatselijke voorschriften met
betrekking tot de verwijdering van de batterijen.
BESCHRIJVING
Slecht signaal of geen
verbinding.
Het signaal is voldoende
maar kan beter. Het
wordt aanbevolen om de
installatieplaats van het
apparaat te veranderen.
Uitstekend signaal.
11