8.2 Testwerking
Minstens aan het begin van elk sproeiseizoen en
bij frequent gebruik minstens maandelijks moet
aan de hand van het proefdraaien met zuiver water
het volgende worden gecontroleerd:
x
dichtheid van alle onderdelen van het apparaat
bij maximaal toegelaten druk bij een geopend en
een gesloten handventiel
x
goede werking van alle functies
(handventiel, pomphendel)
x
doseer- en verspreidingsnauwkeurigheid van
alle gebruikte sproeidoppen bepalen door het
meten van de afgiftehoeveelheidl in overeen-
stemming met paragraaf 8.3
Bij onregelmatigheden, duidelijke schade, lekken
of als de goede werking beperkt is, mag u niet
beginnen werken, maar dient u het apparaat
onmiddellijk te laten controleren in een werkplaats.
8.3 Controle van de sproeidoppen en het
filterinzetstuk
Vul het apparaat tot aan het maximum-merkteken
met zuiver water, neem het apparaat in gebruik en
sproei gedurende precies één minuut met 2 bar
arbeidsdruk.
Meet daarna hoeveel zuiver water u dient toe te
voegen om weer bij te vullen tot aan het maximum-
merkteken. Deze meetwaarde is de afgiftehoeveel-
heid van het apparaat in l/min bij de gekozen
werkdruk. Deze waarde mag niet meer dan 10 %
afwijken van de in hoofdstuk 11 vermelde waarde.
Als de gemeten waarde te klein is, kan dit te wijten
zijn aan afzettingen in de sproeidop en/of in het
filterinzetstuk.
Reinig de onderdelen en herhaal de controle.
Als de gemeten waarde te groot is, kan de sproei-
dop versleten of beschadigd zijn.
Ga tijdens het controleren van de sproeidoppen
ook na of de sproeidop nog een gelijkmatige
sproeiwaaier produceert.
Als de afgiftehoeveelheid ook na reiniging van de
sproeidop en het filterinzetstuk te klein is of als de
sproeidop of het filterinzetstuk versleten of bescha-
digd zijn, moeten sproeidop en/of filterinzetstuk
door orignele SOLO-vervangonderdelen worden
vervangen.
Sproeidop en filterinzetstuk vervangen:
Zie paragraaf 8.4
8.4 Sproiedop en filterinzetstuk vervangen
Sproeidop en filterinzetstuk mogen uitsluitend in
drukvrije toestand worden vervangen.
Hou de sproeilans in het sproeimiddelreservoir of
in een geschikt opvangreservoir voor sproeimiddel
en bedien het handventiel totdat er geen vloeistof
wordt gepompt om het apparaat drukvrij te maken.
8 Onderhoud, reinigen en opbergen
Sproeidoppen en filterinzetstuk vervangen:
x
Sproeidopopzetstuk met zuiver water afspoelen.
x
Sproeidopopzetstuk uit elkaar schroeven.
x
Reinig de afdichtingen, de filter en de sproeidop
met zuiver water en een zachte borstel.
Blaas de sproeidop nooit door met de mond!
Sproeidoppen niet met harde voorwerpen
reinigen!
x
Huidige sproeidop door nieuwe dop of huidig
filterinzetstuk door nieuw inzetstuk vervangen.
x
Afzonderlijke onderdelen van het sproeidop-
opzetstuk opnieuw samen schroeven (Fig. 22).
8.5 Dekseldichting insmeren
Als het deksel van het reservoir moeilijk sluit of
opengaat, dient u de rubberen dichtingsring te
bevochtigen met siliconenvet.
8.6 Manchet en zuiger insmeren
(alleen voor 425 Comfort, 435 Comfort,
425 Pro)
Na de demontage van de pompinrichting of als een
nieuwe zuigermanchet wordt gebruikt, moeten de
manchet en de zuiger met een waterbestendig
smeervet worden behandeld.
8.7 Sproeimiddelreservoir leegmaken en alle
onderdelen reinigen die met de
sproeimiddel in aanraking zijn gekomen
Maak het sproeimiddelreservoir, alle onderdelen
die met de sproeimiddel in aanraking zijn gekomen
en de vulzeef dagelijks na het gebruik en met
name op het einde van het sproeiseizoen leeg en
spoel het goed door met zuiver water.
Resten van sproeimiddel kunnen corrosie en dus
beschadiging van het apparaat veroorzaken.
Schenk speciaal aandacht aan slijtageonderdelen,
zoals sproeidoppen, filters en dichtingen.
Hou rekening met de reinigingsinstructies in de
gebruiksaanwijzing bij het sproeimiddel.
Om te reinigen bevelen wij de SOLO-sproei-
apparaatreiniger (doseerfles van 500 ml,
bestelnr.: 4900600).
Nooit agressieve, zuur- en oplosmiddelhoudende
reinigingsmiddelen (b.v. benzine) gebruiken.
Na het reinigen laat u het sproeimiddelreservoir in
geopende toestand drogen.
NEDERLANDS 13