1.
Montage
NL
Er wordt aanbevolen om de montage van het toestel zowel mogelijk
dichtbij de plekken voor gebruiken van warm water gedaan te worden
om het warmteverlies in de pijpleiding te verminderen. Bij montage
in een badkamer moet het toestel op een plek gemonteerd worden
zodat het water uit de douche of douche hoofdtelefoon bovenop
niet komt. Bij montage op de wand wordt het toestel aan de op het
corpus gemonteerde dragende plank opgehangen. Het ophangen
geschiedt aan twee haken (min. Ф 10 mm) die aan de wand stevig
vastgelegd zijn (de haken behoren niet tot de kit voor ophangen).
De constructie van de dragende plank van de boilers voor verticale
montage is universeel en laat de afstand tussen de haken van 220 tot
300 mm te zijn (afbeelding 1a). Bij de boilers voor horizontale montage
zijn de afstanden tussen de haken verschillend voor de verschillende
inhouden en deze zijn in tabel 2 van afbeelding 1c vermeld.
Bij modellen voor vloermontage kan de greep op de vloer worden
vastgeschroefd. De afstand tussen de grijpers voor de verschillende
volumes wordt getoond in Tabel 2 van Figuur 1b.
Om materiële schades ter plaatse of bij (derde) personen
te voorkomen als gevolg van eventuele storingen aan de
warmwatervoorziening, moet de boiler enkel in lokalen worden
geïnstalleerd met een deugdelijke waterdichting van de vloeren
alsmede met een drainage (waterafvoer naar het riool). In geen
geval mag de boiler op voorwerpen rusten die gevoelig zijn voor
vocht. Indien de boiler zich in een onbeschermde ruimte moet
bevinden, dan is het noodzakelijk om een carter onder de boiler
te plaatsen, met een waterafvoergoot naar het rioolnet.
Opmerking: de beschermkuip behoort niet tot de kit en wordt door
de gebruiker gekozen/aangekocht.
2.
Aansluiten van de boiler op het pijpleidingennetwerk
Afbeelding 3: a – verticale montage; b – horizontale montage; c -
vloermontage.
Legenda: 1- Inkomende pijp; 2 – beschermklep; 3 - reduceerventiel (bij
druk in de pijpleiding boven 0.6 MPa); 4 - stopkraan; 5 – trechter met
verbinding naar de riolering; 6 - drainagebuis; 7 – uitlaatkraan van de
boiler .
Bij het aansluiten van de boiler op het pijpleidingennetwerk moet men
voor de aanduidende kleurtekens /ringen/ opletten: blauwe ring voor
koud /het inkomende/ water, rode ring voor warm /het uitkomende/
water.
De beschermklep waarmee de boiler is aangekocht moet gemonteerd
worden. Deze wordt op de ingang van het koud water geplaatst, in
overeenstemming met de op het corpus staande pijl die de richting
van het inkomende water aanduidt.
Uitzondering: Indien de plaatselijke regelingen (normen) bepalen het
gebruik van een andere beschermklep of installatie (conform EN 1487
of EN 1489), dan dient een extra beschermklep aangekocht te worden.
Voor installaties conform EN 1487 moet de hoogste aangegeven druk
0.7 MPa zijn. Voor andere beschermkleppen moet de druk waaraan ze
gekalibreerd zijn 0,1 MPa lager dan de op het bordje van het toestel
aangeduide druk. In deze gevallen moet men de samen met het toestel
aangeleverd beschermklep niet gebruiken.
Een andere stoppende armatuur tussen de beschermklep
(bescherminstallatie) en het toestel is niet toegelaten.
De aanwezigheid van andere (oude) beschermkleppen kan tot
schade van uw toestel leiden en deze moeten verwijderd worden.
Het schroeven van de beschermklep aan schroefdraden met
een lengte boven 10 mm is niet toegelaten, anders kan dat tot
schade van uw beschermklep leiden die gevaarlijk voor uw toestel is.
106 Instructies voor gebruik en onderhoud
Bij de boilers voor verticale montage moet de beschermklep
met de inkomende pijp verbonden worden als het plastic
paneel van het toestel verwijderd is. Nadat de montage hiervan, moet
de beschermklep in de op afbeelding 2 aangewezen positie zijn.
De beschermklep en de hieruit naar de boiler uitgaande pijpleiding
moeten tegen bevriezing beschermd worden. Bij draineren door een
drainagebuis moet het vrije einde hiervan open aan de atmosfeer (niet
ondergedompeld) zijn. De drainagebuis moet ook tegen bevriezing beveiligd zijn.
Om het toestel met water in te vullen eerst slechts de warm
waterkraan van de mengkraan achteraf openen. Daarna de koud
waterkraan voordat openen. Het toestel is vol, wanneer uit de
mengkraan een constante stroom water begint te komen. De
warm waterkraan sluiten. Indien de boiler leeggemaakt moet
worden, eerst de elektrische stroom hiernaartoe onderbreken.
De warm waterkraan van de mengkraan openen. De kraan 7
(afbeelding 3) openen om het water uit de boiler weglopen
laten. Indien in de installatie geen kraan geïnstalleerd is, kan men
de boiler als volg leegmaken:
•
bij modellen die in de kit een beschermklep voorzien van een
stangetje bevatten: het stangetje omhoog brengen en het water zal
door de drainageopening van de beschermklep weglopen.
•
bij modellen die in de kit geen beschermklep voorzien van een
stangetje bevatten: de boiler kan rechtsreeks uit de inkomende pijp
hiervan leeggemaakt worden door de boiler vooraf van de pijpleiding
los te maken.
Tijdens de verwijdering van de flens kan een paar liter water weglopen
die in het waterreservoir zijn gebleven.
Tijdens het leegmaken moet men maatregelen nemen
om schade door het weglopende water te voorkomen.
In geval dat de druk in het pijpleidingennetwerk hoger dan de in
paragraaf I hierboven is, dan moet men een reduceerventiel monteren,
anders zal de boiler niet correct geëxploiteerd worden. De fabrikant is
niet aansprakelijk voor problemen die uit onjuiste exploitatie van het
toestel zijn voortgevloeid.
3.
Aansluiten op het elektrische netwerk.
Alvorens de elektrische voeding in te schakelen, ervoor zorgen
dat het toestel niet met water vol is.
3.1.
Bij de modellen voorzien van een voedingskabel samen met een
stekker geschiedt de verbinding door de stekker in een stopcontact te
plaatsen. De uitschakeling van het elektrische netwerk geschiedt door
de stekker van het stopcontact te halen.
Het stopcontact moet op de juiste wijze aangesloten worden
op een afzonderlijke stroomkring voorzien van beschermer.
Het stopcontact moet geaard zijn.
3.2.
Waterverwarmers die tot een kit behoren die een voedingskabel
zonder stekker bevat.
Het toestel moet aangesloten worden op een afzonderlijke
stroomkring, voorzien van een beschermer met aangegeven nominale
stroom 16А (20A voor vermogen >3700W). De aansluiting moet
constant zijn: zonder trekkerverbindingen. De stroomkring moet
beveiligd door een beschermer en een ingebouwde installatie worden
die voor het loshalen van alle polen zorgen in geval van overspanning
categorie III.
Het aansluiten van de geleiders van de voedingskabel van het toestel
dient als volgt uitgevoerd te worden:
•
De geleider met bruine isolatie: op de fasegeleider van de
elektrische installatie (L)
•
De geleider met blauwe isolatie: op de neutrale geleider van de
elektrische installatie (N)
•
De geleider met geelgroene isolatie: op de beschermende geleider
van de elektrische installatie (
)