Kantelschakelaar
LET OP:
Verzeker u ervan de remhendel aan-
getrokken te houden wanneer u de kantelschake-
laar bedient.
LET OP:
Voordat u de kantelschakelaar
bedient, verzekert u zich ervan dat de resterende
acculading niet laag is. Als de acculading laag
is, vergrendelt u de remhendel en schakelt u de
accu's om naar opgeladen accu's, of vervangt u
de accu's door opgeladen accu's.
► Fig.26: 1. Kantelschakelaar
U kunt de laadbak of het draagrek kantelen met
behulp van de kantelschakelaar. Om de laadbak of het
draagrek voorover te kantelen, houdt u de remhendel
aangetrokken en drukt u op de bovenkant van de kan-
telschakelaar. Om de laadbak of het draagrek terug te
plaatsen, houdt u de remhendel aangetrokken en drukt
u op de onderkant van de kantelschakelaar.
OPMERKING: Terwijl de laadbak of het draagrek
beweegt, klinkt een pieptoon.
De breedte van het draagrek
afstellen
KENNISGEVING:
Verzeker u ervan dat de zij-
rails en de voorrail stevig zijn bevestigd nadat de
vingerschroeven zijn vastgedraaid.
Draai de 6 vingerschroeven los en verschuif daarna de
zijrails en de voorrail. Draai de vingerschroeven vast
om de zijrails en de voorrail vast te zetten.
► Fig.27: 1. Vingerschroef 2. Rail
LET OP:
Schuif de rail niet verder dan de
grensmarkering.
► Fig.28
De hoogte van de handgreep
afstellen
KENNISGEVING:
Stel de linker- en rechterhand-
greep af op dezelfde hoogte.
De hoogte van de handgreep kan worden afgesteld
op 7 hoogten. Om de hoogte van de handgreep af te
stellen, draait u de 2 knoppen los, stelt u de hoogte van
de handgreep af door het gat in de handgreep uit te
lijnen met het uitsteeksel op het achterframe, en draait
u vervolgens de 2 knoppen stevig vast. Stel de hoogte
van de andere handgreep op dezelfde manier af.
► Fig.29: 1. Knop
Achterwielvergrendeling
U kunt de richting waarin de achterwielen wijzen ver-
grendelen met behulp van de achterwielvergrendeling.
1.
Rijd het gereedschap iets naar voren zodat de achter-
wielen wijzen in de richting aangegeven in de afbeelding.
► Fig.30: 1. Achterwiel
2.
Draai de achterwielvergrendeling naar achteren.
► Fig.31: 1. Achterwielvergrendeling
3.
Vergrendel het andere achterwiel op dezelfde manier.
4.
Beweeg het achterwiel iets naar voren en achteren of naar
links en rechts om er zeker van te zijn dat hij is vergrendeld.
Om de achterwielvergrendeling vrij te geven, draait u de ach-
terwielvergrendeling 90° zoals aangegeven in de afbeelding.
► Fig.32: 1. Achterwielvergrendeling
OPMERKING: De achterwielen kunnen worden vastgezet in
4 verschillende richtingen, zoals aangegeven in de afbeelding.
► Fig.33
De waterpas gebruiken
Door de waterpas te gebruiken, kunt u controleren of de
ondergrond horizontaal is.
► Fig.34: 1. Waterpas
BEDIENING
LET OP:
Verzeker u ervan dat de remhendel is
vergrendeld voordat u voorwerpen laadt of lost.
Het gereedschap bedienen
KENNISGEVING:
de vergrendelsleutel te plaatsen. Als de vergrendels-
leutel niet is geplaatst, klinkt een pieptoon wanneer u de
trekkerschakelaar inknijpt. De pieptoon stopt wanneer u
de trekkerschakelaar loslaat en de remhendel inknijpt.
KENNISGEVING:
u het gereedschap bedient door het hoofdstuk
over onderhoud te raadplegen.
1.
Verzeker u ervan dat de remhendel is vergren-
deld. Breng de accu's aan, plaats de vergrendelsleutel
en draai hem rechtsom.
2.
Kies met behulp van de accukeuzeschakelaar de
gewenste accu's.
3.
Druk op het bedieningspaneel op de aan-uitknop
om de voeding in te schakelen.
► Fig.35: 1. Aan-uitknop
4.
Knijp de remhendel in om de vergrendeling van de
remhendel vrij te geven.
► Fig.36: 1. Remhendel
5.
Houd de handgrepen stevig met beide handen vast.
► Fig.37
6.
Knijp de trekkerschakelaar in.
► Fig.38: 1. Trekkerschakelaar
89 NEDERLANDS
Verzeker u ervan vóór gebruik
Voer een inspectie uit voordat